Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 D’Apostel verklaert dat hy desen tweeden Sendtbrief heeft geschreven om haer daer door op te wecken tot betrachtinge der Prophetische ende Apostolische leere. 3 Ende waerschouwt haer tegen de spotters, die in de laetste tijden de toekomste Christi ten oordeele, ende de voleyndinge der werelt sullen loochenen. 5 ende wederleght haer met redenen genomen van de scheppinge ende onderhoudinge der werelt. 6 ende van de sundtvloet. 7 ende leert gelijck de eerste werelt vergaen is door het water, dat alsoo dese vergaen sal door het vyer. 8 Dat de toekomste Christi ten oordeele wel om der uytverkorene wille uytgestelt wort. 10 maer datse onvoorsiens sal komen. 11 Waer uyt hy een vermaninge treckt tot betrachtinge van oprechte Godtsaligheyt. 13 ende leert datter eenen nieuwen hemel ende een nieuwe aerde sal zijn. 15 welck alles hy bevestight met het getuygenisse des Apostels Pauli, wiens Sendtbrieven sommige verdraeijen. 17 Eyndelick besluyt hy met een verhael van de vermaninge, om haer te wachten van de valsche leeraren ende spotters, ende met een lofsegginge tot Christum. | |
[Folio 144r]
| |
1DEsen tweeden Sendtbrief, geliefde, schrijve ick nu aen u, in welcke Ga naar margenoot1 [beyde] ick Ga naar margenoota Ga naar margenoot2 door vermaninge uw’ Ga naar margenoot3 oprecht Ga naar margenoot4 gemoedt opwecke: | |
2Op dat ghy gedachtigh zijt aen de woorden die van de heylige Propheten Ga naar margenoot5 te voren gesproken zijn, ende aen ons Ga naar margenoot6 gebodt, die wy des Heeren ende Salighmakers Apostelen zijn: | |
3Ga naar margenootb Dit Ga naar margenoot7 eerst wetende, dat Ga naar margenoot8 in ’t laetste der dagen Ga naar margenoot9 spotters komen sullen, die Ga naar margenoot10 na hare eygene begeerlickheden sullen wandelen: | |
4Ende Ga naar margenoot11 seggen, Ga naar margenootc Waer Ga naar margenoot12 is de belofte Ga naar margenoot13 sijner toekomste? want van dien [dagh] dat Ga naar margenoot14 de vaders Ga naar margenoot15 ontslapen zijn, blijven alle dingen Ga naar margenoot16 alsoo [gelijck] van het begin der scheppinge. | |
5Want Ga naar margenoot17 willens is dit haer onbekent, dat Ga naar margenoot18 door het woort Godts de hemelen van over lange geweest zijn, Ga naar margenootd ende de aerde Ga naar margenoot19 uyt het water ende Ga naar margenoot20 in het water bestaende. | |
6Ga naar margenoote Ga naar margenoot21 Door welcke Ga naar margenoot22 de werelt, die doe was, met het water der suntvloet Ga naar margenoot23 bedeckt zijnde vergaen is. | |
7Ga naar margenootf Maer de hemelen die nu zijn, ende de aerde, zijn door het selve woort Ga naar margenoot24 als een schat wech geleght, Ga naar margenootg ende worden Ga naar margenoot25 ten vyere bewaert tegen den dagh Ga naar margenoot26 des oordeels, ende der verdervinge der godtloose menschen. | |
8Doch dese eene sake en zy u niet onbekent, geliefde, Ga naar margenooth Ga naar margenoot27 dat eenen dagh by den Heere is als duysent jaren, ende duysent jaren als eenen dagh. | |
9Ga naar margenooti De Heere Ga naar margenoot28 en vertraeght de belofte niet, (Ga naar margenootk gelijck eenige [dat] Ga naar margenoot29 traegheyt achten) Ga naar margenootl maer is lanckmoedigh Ga naar margenoot30 over ons, Ga naar margenootm niet willende dat Ga naar margenoot31 eenige verloren gaen, maer datse Ga naar margenoot32 alle Ga naar margenoot33 tot bekeeringe komen. | |
10Maer Ga naar margenoot34 de dagh des Heeren sal komen Ga naar margenootn Ga naar margenoot35 als een dief in den nacht, Ga naar margenoot36 in welcken de hemelen Ga naar margenoot37 met een gedruysch [kolom] Ga naar margenoot38 sullen voorby gaen, ende Ga naar margenoot39 de elementen branden sullen ende Ga naar margenoot40 vergaen, ende de aerde, ende Ga naar margenoot41 de wercken die daer in zijn, sullen Ga naar margenoot42 verbranden. | |
11Dewijle dan dese dingen alle Ga naar margenoot43 vergaen, Ga naar margenoot44 hoedanige behoort ghy te zijn in heyligen wandel ende Godtsaligheyt: | |
12Ga naar margenoot45 Verwachtende ende Ga naar margenoot46 haestende tot de toekomste van den dagh Ga naar margenoot47 Godts, Ga naar margenooto Ga naar margenoot48 in welcken de hemelen Ga naar margenoot49 door vyer onsteken zijnde sullen vergaen, ende de elementen brandende sullen versmelten? | |
13Maer wy verwachten, Ga naar margenootp na sijne belofte Ga naar margenoot50 nieuwe hemelen ende een nieuwe aerde, Ga naar margenoot51 in dewelcke Ga naar margenoot52 gerechtigheyt Ga naar margenoot53 woont. | |
14Daerom, geliefde, verwachtende dese dingen, beneerstight u dat ghy Ga naar margenoot54 onbevleckt ende onbestraffelick Ga naar margenoot55 van hem Ga naar margenoot56 bevonden mooght worden Ga naar margenoot57 in vrede: | |
15Ga naar margenootq Ende acht Ga naar margenoot58 de lanckmoedigheyt onses Heeren Ga naar margenoot59 voor saligheyt: gelijckerwijs oock onse geliefde broeder Paulus, na de wijsheyt die hem gegeven is, Ga naar margenoot60 u-lieden geschreven heeft: | |
16Gelijck oock Ga naar margenootr in alle Sendtbrieven daer in Ga naar margenoot61 van dese dingen sprekende: Ga naar margenoot62 in welcke dingen Ga naar margenoot63 sommige swaer zijn om te verstaen, die Ga naar margenoot64 de ongeleerde ende Ga naar margenoot65 onvaste [menschen] Ga naar margenoot66 verdraeijen, gelijck oock de andere schriften, Ga naar margenoot67 tot haer eygen verderf. | |
17Ghy dan, geliefde, Ga naar margenoot68 [sulcks] te voren wetende, Ga naar margenoot69 wacht u dat ghy niet door de verleydinge Ga naar margenoot70 der grouwelicke menschen mede Ga naar margenoot71 afgeruckt en wort, ende Ga naar margenoot72 uytvalt Ga naar margenoot73 van uwe vastigheyt: | |
18Maer Ga naar margenoot74 wast op in de genade ende kennisse onses Heeren ende Salighmakers Iesu Christi. Ga naar margenoot75 Hem zy de heerlickheyt, beyde Ga naar margenoot76 nu, ende Ga naar margenoot77 in den dagh der eeuwigheyt. Amen. | |
Eynde van den tweeden Algemeynen Sendtbrief PETRI. |
|