Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Petrus vermaent de Ouderlingen dat sy de kudde Godts behoorlick weyden. 4 ende belooft haer de kroone der heerlickheyt tot een vergeldinge. 5 Hy vermaent daer na de jonge tot onderdanigheyt ende nederigheyt. 7 ende een yegelick, dat hy sijne sorge op Godt werpe. 8 Stelt haer voor oogen den list ende de macht des duyvels, ende vermaent haer daer tegen te waken. 10 Bidt Godt, dat hy haer verstercke. 11 ende prijst hem. 12 Verklaert de reden waerom hy tot haer in het korte heeft geschreven. 13 ende besluyt den brief met onderlinge groete, ende wensch van vrede. | |
1Ga naar margenoot1 DE Ouderlingen die onder u zijn, vermane ick die Ga naar margenoot2 een Mede-ouderlingh, ende getuyge des lijdens Christi ben, ende Ga naar margenoot3 deelachtigh der heerlickheyt die geopenbaert sal worden, | |
2Ga naar margenoota Ga naar margenoot4 Weydet de kudde Godts die onder u is, hebbende opsicht [daer over] Ga naar margenoot5 niet uyt bedwangh, maer gewillighlick: Ga naar margenootb noch om vuyl gewin, maer met een volveerdigh gemoedt: | |
3Ga naar margenootc Noch als heerschappije voerende over Ga naar margenoot6 het erfdeel [des Heeren,] Ga naar margenootd maer [als] Ga naar margenoot7 voorbeelden der kudde geworden zijnde. | |
4Ende als Ga naar margenoote Ga naar margenoot8 de Overste Herder verschenen sal zijn, Ga naar margenootf soo sult ghy Ga naar margenoot9 de onverwelckelicke kroone der heerlickheyt behalen. | |
5Desgelijcks ghy jonge, zijt de oude on-[kolom]derdanigh: Ga naar margenootg ende zijt alle Ga naar margenoot10 malkanderen onderdanigh: zijt met de ootmoedigheyt Ga naar margenoot11 bekleet: Ga naar margenooth want Godt wederstaet de hoovaerdige, maer de nedrige geeft hy genade. | |
6Ga naar margenooti Ga naar margenoot12 Vernedert u dan onder de krachtige hant Godts, op dat hy u verhooge tot sijner tijt. | |
8Ga naar margenootm Zijt nuchteren, [ende] waeckt: Ga naar margenootn want uwe tegenpartije de duyvel gaet om als een briesschende leeuw, soeckende wien hy soude mogen Ga naar margenoot13 verslinden. | |
9Ga naar margenooto Den welcken wederstaet, vast zijnde in het geloove: wetende dat het selve lijden Ga naar margenoot14 aen uw’ broederschap dat in de werelt is, Ga naar margenoot15 volbracht wort. | |
10De Godt nu aller genade, die ons geroepen heeft tot sijne eeuwige heerlickheyt in Christo Iesu, na dat wy Ga naar margenootp een weynigh [tijts] sullen geleden hebben, deselve volmake, bevestige, verstercke, [ende] fondeere u-lieden. | |
12Door Ga naar margenoot17 Silvanum, die u een getrouw broeder is, Ga naar margenoot18 soo ick achte, hebbe ick met weynige [woorden] geschreven, vermanende ende betuygende dat dese is Ga naar margenoot19 de waerachtige genade Godts in welcke ghy staet. | |
13U groet de mede-uytverkorene [gemeynte] die Ga naar margenoot20 in Babylon is, ende Ga naar margenoot21 Marcus Ga naar margenoot22 mijn sone. | |
14Groetet malkanderen Ga naar margenootq met eenen kus der liefde. Vrede zy u allen die in Christo Iesu zijt. Amen. | |
Eynde van den eersten Algemeynen Sendtbrief PETRI. |
|