Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Uyt aenmerckinge van het lijden Christi treckt den Apostel een vermaninge dat sy niet en moeten leven na de begeerlickheden des vleeschs, maer na Godts wille. 4 ende leert dat die het tegendeel doen, ofte andere daer toe brengen, Gode reeckenschap geven sullen. 6 Dat daerom oock den dooden het Euangelium is verkondight. 7 Vermaent haer daer na tot nuchterheyt, bidden, liefde, ende andere deughden. 10 mitsgaders tot rechte aenwendinge der gaven ende bedieningen, die elck heeft ontfangen. 12 Leert wederom dat het lot der geloovigen is verdruckinge te lijden, ende dat haer sulcks saligh is. 15 Maer waerschouwt, dat niemant en lijde als een quaetdoender, maer dat hy lijde als een Christen. 17 overmits het oordeel Godts van sijn huys begint. 18 doch dat de andere hier namaels een swaerder oordeel hebben te verwachten. | |
1DEwijle dan Christus voor ons Ga naar margenoot1 in ’t vleesch Ga naar margenoot2 geleden heeft, Ga naar margenoota soo Ga naar margenoot3 wapent ghy u oock met deselve gedachte, Ga naar margenootb [namelick] dat Ga naar margenoot4 wie in het vleesch geleden heeft, die heeft Ga naar margenoot5 opgehouden van de sonde, | |
2Ga naar margenootc Om nu niet meer na de begeerlickheden Ga naar margenoot6 der menschen, maer na den wille Godts den tijt Ga naar margenoot7 die overigh is in het vleesch, te leven. | |
3Ga naar margenootd Want het is ons genoegh dat wy Ga naar margenoot8 den voorgaenden tijt des levens Ga naar margenoot9 der Heydenen wille volbracht hebben, ende gewandelt hebben in ontuchtigheden, begeerlickheden, wijnsuyperijen, brasserijen, drinckerijen, ende Ga naar margenoot10 grouwelicke afgoderijen. | |
4Waer in Ga naar margenoot11 sy haer vreemt houden, als ghy niet mede en loopt tot deselve uytgietinge der overdadigheyt, Ga naar margenoot12 ende [u] lasteren: | |
5Dewelcke sullen reeckenschap geven den genen die bereyt staet om te oordeelen Ga naar margenoot13 de levende ende de doode. [kolom] | |
6Ga naar margenoote Want daer toe is oock den Ga naar margenoot14 dooden Ga naar margenoot15 het Euangelium verkondight geworden, op dat sy wel souden Ga naar margenoot16 geoordeelt worden Ga naar margenoot17 na den mensche Ga naar margenoot18 in het vleesch, maer Ga naar margenoot19 leven souden Ga naar margenoot20 na Godt Ga naar margenoot21 in den geest. | |
7Ga naar margenootf Ende het eynde Ga naar margenoot22 aller dingen is na by: Ga naar margenootg Zijt dan nuchteren, ende waeckt in de gebeden. | |
8Maer voor al hebt vyerige liefde tot malkanderen: Ga naar margenooth want de liefde Ga naar margenoot23 sal menighte van sonden bedecken. | |
9Ga naar margenooti Zijt herberghsaem tegen malkanderen, Ga naar margenootk Ga naar margenoot24 sonder murmureeren. | |
10Ga naar margenootl Een yegelick Ga naar margenoot25 gelijck hy gave ontfangen heeft, [alsoo] bediene hy deselve aen den anderen, als goede uytdeelders der menigerley genade Godts. | |
11Ga naar margenootm Indien yemant Ga naar margenoot26 spreeckt, [die spreke] Ga naar margenoot27 als de woorden Godts: indien yemant Ga naar margenoot28 dient, [die diene] Ga naar margenoot29 als uyt kracht die Godt verleent: op dat Godt in allen gepresen worde door Iesum Christum, welcken toekomt de heerlickheyt ende de kracht, in alle eeuwigheyt. Amen. | |
12Geliefde, Ga naar margenootn Ga naar margenoot30 en houdt u niet vreemt over Ga naar margenoot31 de hitte [der verdruckinge] onder u, die u geschiet tot versoeckinge, als of u [yet] vreemts over quame: | |
13Maer gelijck ghy gemeynschap hebt aen Ga naar margenoot32 het lijden Christi, Ga naar margenoot33 [alsoo] verblijdt u: op dat ghy oock in de openbaringe sijner heerlickheyt u mooght verblijden ende verheugen. | |
14Ga naar margenooto Indien ghy gesmadight wort om den name Christi, soo zijt ghy saligh: want Ga naar margenoot34 de Geest der heerlickheyt, ende Ga naar margenoot35 [de Geest] Godts rust op u: wat Ga naar margenoot36 haer aengaet, Ga naar margenoot37 hy wort wel gelastert, maer wat u aengaet, Ga naar margenoot38 hy wort verheerlickt. | |
15Doch dat niemant van u en lijde als een dootslager, of dief, Ga naar margenoot39 of quaetdoender, ofte als een Ga naar margenoot40 die hem met een anders doen bemoeyt: | |
16Maer indien [yemant lijdt] als een Christen, Ga naar margenoot41 die en schame hem niet, maer verheerlicke Godt in desen deele. | |
[Folio 142r]
| |
deel beginne Ga naar margenoot43 van het huys Godts: ende indien het eerst van ons [begint,]Ga naar margenootq Ga naar margenoot44 welck sal het eynde zijn der gene die den Euangelio Godts ongehoorsaem zijn? | |
18Ga naar margenootr Ende, indien de rechtveerdige Ga naar margenoot45 nauwelicks saligh en wort, waer sal de godtloose ende Ga naar margenoot46 sondaer Ga naar margenoot47 verschijnen? | |
19Soo dan oock die lijden na den wille Godts, dat sy hare zielen [hem] als den getrouwen schepper, bevelen met weldoen. |
|