Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Paulus, uyt oorsake dat sommige valsche Apostelen onder haer seyden, dat sijn schrijven wel aensienlick was, maer sijne tegenwoordigheyt van kleynen aensien, 3 handelt van de Apostolische macht, die Godt hem gegeven hadde om de ongehoorsame in sijne gemeynte te bedwingen. 4 niet door vleeschelicke maer door geestelicke wapenen, die daer toe krachtigh zijn door Godt. | |
[Folio 99v]
| |
8 Doch dat hem dese macht gegeven was tot stichtinge, ende niet tot nederwerpinge. 10 die hy niet alleen afwesende door brieven, maer oock tegenwoordigh zijnde met der daet tegen sulcke sal bewijsen. 12 Dat hy met dese macht gesterckt zijnde het Euangelium tot daer toe hadde verbreyt. 15 Niet daer andere te voren hadden gearbeyt. 16 ende dat hy sulcks noch meynde te doen, niet alleen by haer, om haer te verstercken, maer oock in de landen boven haer gelegen. 17 Doch dat hy dit seght, niet om hemselven, maer om Godts genade onder haer te roemen. | |
1VOorts ick Paulus selve Ga naar margenoot1 bidde u door de sachtmoedigheyt ende Ga naar margenoot2 goedertierenheyt Christi, die Ga naar margenoot3 tegenwoordigh zijnde wel Ga naar margenoot4 geringh ben onder u, maer afwesende stout ben tegen u: | |
2Ick bidde dan, dat ick tegenwoordigh zijnde Ga naar margenoot5 niet stout en mach zijn met die vrymoedigheyt, waer mede ick geacht worde Ga naar margenoot6 stoutelick gehandelt te hebben tegen sommige, die ons achten als of wy Ga naar margenoot7 na den vleesche wandelden. | |
3Want Ga naar margenoot8 wandelende in den vleesche Ga naar margenoot9 en voeren wy den krijgh niet Ga naar margenoot10 na den vleesche: | |
4Ga naar margenoota Want Ga naar margenoot11 de wapenen onses krijghs en zijn niet Ga naar margenoot12 vleeschlick, maer Ga naar margenoot13 krachtigh door Godt, Ga naar margenootb tot nederwerpinge Ga naar margenoot14 der sterckten. | |
5Dewijle wy Ga naar margenoot15 de overleggingen ter Ga naar margenoot16 neder werpen, ende alle Ga naar margenoot17 hooghte die haer verheft tegen de kennisse Godts, ende alle gedachte gevangen leyden tot de gehoorsaemheyt Ga naar margenoot18 Christi: | |
6Ende gereet hebben [’t gene dient] om Ga naar margenoot19 te wreken alle ongehoorsaemheyt, wanneer uwe gehoorsaemheyt sal Ga naar margenoot20 vervult zijn. | |
7Siet ghy aen dat Ga naar margenoot21 voor oogen is? Indien yemant by hemselven betrouwt dat hy Christi is, die dencke dit wederom uyt hemselven, dat gelijckerwijs hy Christi is, alsoo wy oock Christi zijn. | |
8Want indien ick oock yet overvloediger soude roemen Ga naar margenoot22 van onse macht, welcke de Heere ons gegeven heeft Ga naar margenootc tot Ga naar margenoot23 stichtinge, ende niet tot uwer nederwerpinge, soo en sal ick niet beschaemt worden: | |
9Op dat ick niet en soude schijnen als of ick u Ga naar margenoot24 door de brieven wilde verschricken. | |
10Want de brieven (Ga naar margenoot25 seggen sy) zijn wel gewichtigh ende krachtigh: maer de tegenwoordigheyt des lichaems is swack, Ga naar margenoot26 ende de reden is verachtelick. | |
11De sulcke bedencke dit, dat hoedanige wy zijn in den woorde door brieven, als wy afwesigh zijn, wy oock soodanige zijn Ga naar margenoot27 in der daet, als wy tegenwoordigh zijn. | |
12Ga naar margenootd Want wy en durven ons selven niet [kolom] Ga naar margenoot28 reeckenen, ofte vergelijcken met sommige die haer selven prijsen: maer dese Ga naar margenoot29 en verstaen niet dat sy haer selven Ga naar margenoot30 met haer selven meten, ende haer selven Ga naar margenoot31 met haer selven vergelijcken. | |
13Doch wy en sullen niet roemen Ga naar margenoot32 buyten de mate: Ga naar margenoote maer dat wy, na de mate des regels, Ga naar margenoot33 welcke mate ons Godt toegedeelt heeft, Ga naar margenoot34 oock tot u toe zijn gekomen. | |
14Want wy en strecken ons selven niet te wijdt uyt, Ga naar margenoot35 als die tot u niet en souden komen: want wy zijn oock gekomen tot u toe, in den Euangelio Christi. | |
15Niet roemende Ga naar margenoot36 buyten de mate Ga naar margenoot37 in anderer [lieden] arbeyt, maer hebbende hope, als uw’ geloove sal Ga naar margenoot38 gewassen zijn, dat wy onder u-lieden overvloedelick sullen Ga naar margenoot39 vergrootet worden Ga naar margenoot40 na onsen regel: | |
16Om het Euangelium te verkondigen in de [plaetsen] die op gene zijde van u [gelegen] zijn: niet om te roemen Ga naar margenoot41 in een anders regel over het gene dat [alreede] bereyt is. | |
18Ga naar margenootg Want niet die hemselven prijst, maer dien de Heere prijst, die is Ga naar margenoot43 beproeft. |
|