Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Het gene d’Apostel in ’t laetste van ’t voorgaende Capittel belooft hadde, dat hy den Corintheren eenen uytnemenderen wegh soude wijsen, dat doet hy in dit Capittel leerende dat de liefde de voornaemste gave is daer de Christenen moeten na staen, het welck hy bewijst door vergelijckinge van andere groote gaven, als daer zijn verscheydene talen, prophetie, wetenschap, mirakelen te doen, den armen mildelick by te staen, ende kloeckmoedelick om Christi name oock den doot te lijden: ende toont dat alle sulc-[kolom]ke gaven sonder de liefde niet en zijn. 4 ende prijst de liefde van wegen hare treffelicke eygenschappen ende werckingen. 8 als oock om datse altijt sal dueren ende blijven, daer d’andere gaven sullen ophouden. 9 dewijle sy in dit leven onvolmaeckt zijn. 10 het welck hy verklaert met de gelijckenisse van de kennisse van een kint ende van een volwassen man, ende van het gesichte in eenen spiegel ende in het aengesichte selve. 13 ende eyndelick om dat de liefde meerder ende treflicker is als geloove ende hope. | |
1AL waer ’t dat ick de Ga naar margenoot1 talen Ga naar margenoot2 der menschen ende Ga naar margenoot3 der Engelen sprake, ende de liefde niet en hadde, soo ware ick een Ga naar margenoot4 klinckende Ga naar margenoot5 metael, of luydende schelle geworden. | |
2Ga naar margenoota Ende al waer ’t dat ick de [gave] Ga naar margenoot6 der prophetie hadde, ende Ga naar margenoot7 wiste alle de verborgentheden ende alle de wetenschap: ende al waer ’t dat ick alle het Ga naar margenoot8 geloove hadde, soo dat ick Ga naar margenootb bergen Ga naar margenoot9 versettede, ende de liefde niet en hadde, Ga naar margenoot10 soo en waer ick niets. | |
3Ende al waer ’t dat ick alle mijne goederen Ga naar margenoot11 tot onderhoudt [der armen] uytdeelde, ende alwaer ’t dat ick mijn lichaem over gave op dat ick Ga naar margenoot12 verbrant soude worden, ende Ga naar margenoot13 en hadde de liefde niet, soo en soude ’t my Ga naar margenoot14 geen nuttigheyt geven. | |
4Ga naar margenoot15 Ga naar margenootc De liefde is Ga naar margenoot16 lanckmoedigh, sy is Ga naar margenoot17 goedertieren: de liefde en is niet afgunstigh: de liefde en handelt niet Ga naar margenoot18 lichtveerdelick, sy en is niet Ga naar margenoot19 opgeblasen, | |
5Sy en handelt niet Ga naar margenoot20 ongeschicktelick, Ga naar margenootd sy en soeckt Ga naar margenoot21 haer selven niet, sy en wordt niet Ga naar margenoot22 verbittert, sy en Ga naar margenoot23 denckt geen quaet, | |
6Sy en verblijdt haer niet Ga naar margenoot24 in de ongerechtigheyt, Ga naar margenoote maer sy verblijdt haer Ga naar margenoot25 in de waerheyt: | |
7Sy Ga naar margenoot26 bedeckt alle dingen, sy Ga naar margenoot27 gelooft alle dingen, sy Ga naar margenoot28 hoopt alle dingen, sy Ga naar margenoot29 verdraeght alle dingen. | |
8De liefde Ga naar margenoot30 en vergaet Ga naar margenoot31 nimmermeer: maer het zy Ga naar margenoot32 prophetien, sy Ga naar margenoot33 sullen te niete gedaen worden, het zy Ga naar margenoot34 talen, sy Ga naar margenoot35 sullen ophouden: het zy Ga naar margenoot36 kennisse, sy sal te niete gedaen worden. | |
10Doch wanneer Ga naar margenoot39 het volmaeckte Ga naar margenoot40 sal gekomen zijn, dan sal het gene Ga naar margenoot41 dat ten deele is, te niete gedaen worden. | |
[Folio 92v]
| |
11Ga naar margenoot42 Doe ick een kint was, sprack ick als een kint, Ga naar margenoot43 was ick gesint als een kint: Ga naar margenoot44 overleyde ick als een kint: maer wanneer ick een man geworden ben, soo hebbe ick te niete gedaen Ga naar margenoot45 het gene eens kints was. | |
12Ga naar margenootf Want wy sien Ga naar margenoot46 nu door eenen Ga naar margenoot47 spiegel Ga naar margenoot48 in een duystere reden, maer Ga naar margenoot49 als dan [sullen wy Ga naar margenoot50 sien] Ga naar margenoot51 aengesicht tot aengesicht: Ga naar margenoot52 nu Ga naar margenoot53 kenne ick ten deele, maer Ga naar margenoot54 als dan sal ick kennen gelijck oock ick Ga naar margenoot55 gekent ben. | |
13Ende Ga naar margenoot56 nu Ga naar margenoot57 blijft geloove, hope, [ende] liefde, dese drie: Doch de Ga naar margenoot58 meeste van dese is de liefde. |
|