Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Den Apostel komt voorder ende bewijst uyt de gebreken, die in hare gemeynte noch waren, dat de Corintheren meer oorsake hadden van haer te vernederen, dan van te roemen ende haer te verheffen, ende voor eerst van wegen het dulden van bloetschande onder haer. 2 Vermaent haer ernstelick, dat sy dien, die sulcks begingh, uyt het midden van haer souden weeren, ende den satan over geven. 6 Brenght daer toe verscheydene redenen voort, insonderheyt genomen by gelijckenisse van eenen suerdeessem, welcke in het houden van het Pascha in het Oude Testament moeste uytgesuyvert worden. 9 Onderrecht haer daer na breeder tegen hoedanige menschen dese Kerckentucht moet worden geoeffent. 11 Namelick, tegen de gene, die broeders genaemt worden, ende dergelijcke ergernissen gaven. 12 latende de gene die buyten de gemeynte waren, Godts oordeel bevolen. | |
1MEn hoort Ga naar margenoot1 gantschelick [datter] hoererije onder u [is,] ende soodanighe hoererije die oock onder de Heydenen Ga naar margenoot2 niet genaemt en wort, alsoo datter een Ga naar margenoota Ga naar margenoot3 sijns vaders huysvrouwe heeft. | |
2Ende zijt ghy [noch] opgeblasen, ende en hebt niet veel meer Ga naar margenoot4 leet gedragen, op dat hy Ga naar margenoot5 uyt het midden van u wech gedaen worde, die dese daet begaen heeft? | |
3Ga naar margenootb Doch ick, als wel met den lichame af wesende, maer tegenwoordigh zijnde Ga naar margenoot6 met den geest, hebbe alreede als [of ick] tegenwoordigh [ware,] den genen die dat alsoo bedreven heeft, besloten, | |
4Ga naar margenoot7 In den name onses Heeren Iesu Christi, als ghylieden ende mijnen geest [te samen] vergadert sullen zijn, Ga naar margenoot8 met de kracht onses Heeren Iesu Christi, | |
5Ga naar margenootc Den sulcken Ga naar margenoot9 over te geven den satan, Ga naar margenoot10 tot verderf des vleeschs, op dat Ga naar margenoot11 de geest behouden mach worden, in den dagh des Heeren Iesu. | |
6Ga naar margenoot12 Uwen roem en is niet goet. Ga naar margenootd En weet ghy niet dat Ga naar margenoot13 een weynigh suerdeessems het geheele deegh suer maeckt? | |
[Folio 87v]
| |
7Ga naar margenoot14 Suyvert dan den ouden suerdeessem uyt, op dat ghy een nieuw deegh zijn meught, gelijck ghy ongesuert zijt. Want oock Ga naar margenoot15 ons’ Ga naar margenoote Pascha is voor ons geslachtet, [namelick] Christus. | |
8Ga naar margenoot16 Soo dan laet ons Ga naar margenootf feest houden, niet Ga naar margenoot17 in den Ga naar margenootg ouden suerdeessem, noch Ga naar margenoot18 in den suerdeessem der quaetheyt ende der boosheyt, maer Ga naar margenoot19 in de ongesuerde [brooden] der oprechtigheyt ende der waerheyt. | |
9Ick hebbe u geschreven Ga naar margenoot20 in den brief, Ga naar margenooth dat ghy u niet en soudet Ga naar margenoot21 vermengen met den hoereerders: | |
10Ga naar margenoot22 Doch niet geheelick met den hoereerders deser werelt, ofte met den gierigaerts, ofte met den roovers, ofte met den afgodendienaers: want anders soudt ghy moeten Ga naar margenoot23 uyt de werelt gaen. | |
11Ga naar margenoot24 Maer nu hebbe ick u geschreven, dat ghy u niet en sult vermengen, [namelick] indien yemant Ga naar margenoot25 een broeder genaemt zijnde, een hoereerder is, ofte een gierigaert, ofte Ga naar margenoot26 een afgodendienaer, ofte een lasteraer, ofte een dronckaert, ofte een roover: Ga naar margenooti dat ghy met soodanigen eenen oock niet Ga naar margenoot27 en sult eten. | |
12Want wat hebbe ick oock Ga naar margenoot28 die buyten zijn te oordeelen? Oordeelt ghylieden niet Ga naar margenoot29 die binnen zijn? | |
13Maer die buyten zijn Ga naar margenoot30 oordeelt Godt. Ga naar margenootk Ende doet ghy desen boosen uyt u-lieden wech. |
|