Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 56v]
| |
1 De voorreden Luce, waer door hy dit sijn tweede boeck voeght aen sijn Euangelium. 3 Christus verkeert na sijne opstandinge veertigh dagen langh met sijne Apostelen. 4 beveelt haer binnen Ierusalem te verwachten de sendinge des Heyligen Geests. 6 Beantwoort hare vrage wanneer hy het Koninckrijck Israëls sal oprechten. 9 Vaert op in den hemel, dat sy het sien. 10 het welck twee Engelen getuygen, die oock sijne wederkomste voorseggen. 12 De Apostelen keeren weder na Ierusalem. 13 blijven eendrachtigh in het gebedt met eenige vrouwen ende met de moeder Christi. 15 Petrus verhaelt de voorseggingen over Iudas ende sijnen uytgangh. 21 Ende vermaent een ander in Iudas plaetse te stellen: tot welcken eynde twee worden voorgestelt. 24 uyt den welcken, na ’t gebedt, door lotinge, Matthias tot een Apostel gekoren wort. | |
1Ga naar margenoot1 HET eerste boeck hebbe ick gemaeckt, ô Ga naar margenoot2 Theophile, van al het gene dat Jesus begonnen heeft beyde te doen ende te leeren, | |
2Ga naar margenoota Tot op den dagh in welcken hy opgenomen is, na dat hy Ga naar margenoot3 door den Heyligen Geest aen de Apostelen, die hy Ga naar margenoot4 uytverkoren hadde, Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 bevelen hadde gegeven. | |
3Ga naar margenootc Aen welcke hy oock, na dat hy geleden hadde, hemselven levendigh Ga naar margenoot6 vertoont heeft, met vele gewisse Ga naar margenoot7 kenteeckenen, veertigh dagen langh, zijnde van haer gesien, ende sprekende van de dingen die het Koninckrijcke Godts aengaen. | |
4Ga naar margenootd Ende Ga naar margenoot8 als hy met [haer] vergadert was, beval hy haer, dat sy van Ierusalem niet scheyden en souden, maer verwachten Ga naar margenoot9 de beloften des Vaders, Ga naar margenoote die ghy (seyde hy) van my gehoort hebt. | |
5Ga naar margenootf Want Ioannes doopte wel met water, Ga naar margenootg maer ghy sult Ga naar margenoot10 met den Heyligen Geest gedoopt worden, Ga naar margenoot11 niet lange na dese dagen. | |
6Sy dan die te samen gekomen waren vraeghden hem, seggende, Ga naar margenooth Heere, sult ghy in desen tijt Ga naar margenoot12 aen Israël Ga naar margenoot13 het Koninckrijck weder oprechten? | |
7Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenooti Het en komt u niet toe te weten de tijden ofte Ga naar margenoot14 gelegentheden, die de Vader in sijn eygene macht gestelt heeft. | |
8Ga naar margenootk Ga naar margenoot15 Maer ghy sult ontfangen de kracht des Heyligen Geests, die over u komen sal: Ga naar margenootl ende ghy sult Ga naar margenoot16 mijne getuygen zijn, soo te Ierusalem, als in geheel Iudea ende Samaria, ende tot aen het uyterste der aerde. | |
9Ga naar margenootm Ende als hy dit geseght hadde, wiert hy Ga naar margenoot17 opgenomen daer sy het sagen, ende een wolcke Ga naar margenoot18 nam hem wech van haren oogen. | |
10Ende alsoo sy hare oogen na den hemel hielden, terwijle hy henen voer, siet, Ga naar margenoot19 twee mannen stonden by haer Ga naar margenootn Ga naar margenoot20 in witte kleedinge: | |
11Welcke oock seyden, Ga naar margenoot21 Ghy Galileesche mannen, wat staet ghy ende siet op na den hemel? Dese Iesus, die van u op-[kolom]genomen is in den hemel, Ga naar margenooto sal Ga naar margenoot22 alsoo komen, gelijckerwijs ghy hem na den hemel hebbet sien henen varen. | |
12Doe keerden sy wederom na Ierusalem van den bergh, die genaemt wort Ga naar margenoot23 den olijf-[bergh,] welcke is na by Ierusalem, Ga naar margenoot24 liggende [van daer] Ga naar margenoot25 een Sabbaths-reyse. | |
13Ende als sy Ga naar margenoot26 ingekomen waren, gingen sy op in de opperzael, daer sy bleven, [namelick] Ga naar margenoot27 Petrus ende Iacobus, ende Ioannes, ende Andreas, Philippus ende Thomas, Bartholomeus ende Mattheus, Iacobus Alphei [sone,] ende Simon Zelotes, ende Ga naar margenoot28 Iudas Iacobi [broeder.] | |
14Dese alle waren eendrachtelick Ga naar margenoot29 volherdende in het bidden ende smeecken, met Ga naar margenoot30 de vrouwen, ende Maria de moeder Iesu, ende met Ga naar margenootp sijne Ga naar margenoot31 broederen. | |
15Ende Ga naar margenoot32 in deselve dagen stont Petrus op in het midden der discipelen, ende sprack (daer was nu een schare by een van ontrent hondert en twintigh Ga naar margenoot33 persoonen) | |
16Mannen broeders, dese Schrift moest vervult worden, Ga naar margenootq welcke de Heylige Geest door den mont Davids voorseght heeft van Iudas, Ga naar margenootr die de leytsman geweest is der gene die Iesum vingen, | |
17Ga naar margenoots Want hy was met ons Ga naar margenoot34 gereeckent, ende hadde Ga naar margenoot35 het lot deser bedieninge verkregen. | |
18Dese dan Ga naar margenoot36 heeft verworven Ga naar margenoot37 eenen acker Ga naar margenoot38 door den loon Ga naar margenoot39 der ongerechtigheyt, Ga naar margenoott ende Ga naar margenoot40 voorwaerts over Ga naar margenoot41 gevallen zijnde is midden opgeborsten, ende alle sijne ingewanden zijn uytgestort. | |
19Ende ’t is Ga naar margenoot42 bekent geworden allen die te Ierusalem woonen, alsoo dat dien acker Ga naar margenoot43 in haer eygen tale Ga naar margenootv genoemt wort Akeldama, dat is, Ga naar margenoot44 een acker des bloets. | |
20Want daer staet geschreven in het boeck der Psalmen, Ga naar margenootx Sijne Ga naar margenoot45 woonstede worde woest, ende daer en zy niemant, die in deselve woone. Ga naar margenooty Ga naar margenoot46 Ende, Ga naar margenoot47 Een ander neme sijn Ga naar margenoot48 opsienders-ampt. | |
21Ga naar margenootx[z] Het is dan noodigh, dat van de mannen, die met ons Ga naar margenoot49 omgegaen hebben alle den tijt, in welcken de Heere Iesus onder ons Ga naar margenoot50 in ende uytgegaen is, | |
[Folio 56ar]
| |
Verklaringe over de Geographische afbeeldinge der Lantschappen, by den Apostelen en hare afgesonden Broederen bevaren en doorwandelt. | |
ALsoo bij ons alreede tot gerief van den Godtvruchtigen Leser waren gemaeckt vier verscheyden Kaerten, dienstigh om neffens den Bybel ingebonden te werden, te weten, een van het Paradijs, mitsgaders de gantsche wandelinge onser eerster Ouderen. Item, een van ’t Beloofde lant ende tocht der kinderen Israëls. De Stadt Jerusalem, haer gelegentheyt en wedervaren. Als mede eenen van ’t Lant Canaan, ten tijde Christi, mitsgaders des Heeren wandelinge. Soo en konden wy met recht niet nalaten, noch daer by te voegen dese Lant- ende Zee-kaert, als ten hooghsten noodigh, om te vertoonen de Koninckrijcken en de Landen, by des Heeren Apostelen doorwandelt, welcke Kaerte in sich vervat een gedeelte van Asia, Europa, ende van Africa; doch alsoo de gelegentheyt van onse plaets niet toe en laet, wijtloopigh dese Landen te beschrijven, haer gelegentheyt, vruchtbaerheyt, nature, als mede haer grensen, soo hebben wy in de Kaerte yeder Lantschap in ’t bysonder met stippelingen van den anderen gescheyden, ende de namen met Kapitael-letteren daer ingestelt; van de nature en vruchtbaerheyt kan in and’re wijtloopiger Lantbeschrijvinge na gesocht ende gelesen worden. De laetste Schipvaert Pauli (als hy gevangen na Romen wert gebracht) is hier met stipkens aengewesen, de Steden en plaetsen met Letteren ende Cijffer-getalen, te weten, daer de Apostelen zijn doorgereyst, ende oock haer somwijlen voor eenigen tijt hebben onthouden; oock werden hier aengewesen de seven Gemeynten, Ga naar margenoot*ofte *Kercken van Asia, daer van den Euangelist ende Apostel Joannes mentie maeckt in ’t Boeck sijner Openbaringe, Ga naar margenoot┼als hij op het Eylant ┼ Patmos door den Keyser Domitianus gebannen was. Ende is elcke Stadt met een sterreken aengeteyckent, om alles by den lustgierigen Leser gemackelick na te sien, ende bequamelick uyt te vinden, ’t gene in dese Beschrijvinge verhaelt wert: voorts zijn tot vermaeck van het oogh hier noch figuerlick afgebeelt de principaelste acten ende wedervaringen Pauli en in yeder parck met letteren aengewesen ende verklaert. Na dat onsen Heere Christus ten hemel opgevaren ende van sijne Discipelen gescheyden was, hielden haer de Apostelen neffens d’ander geloovigen volgens sijn bevel by malkanderen binnen 1. Jerusalem, Ga naar margenoot1.ende ontfingen na tien dagen den Heyligen Geest, predikende met verscheyden tongen, waer door de gemeynte wert bygevoeght drie duysent zielen, Actor. 1. en 2. Petrus ende Joannes opgaende na den Tempel, maken een kreupel-geboren gesont, werden beyde gevangen, ende des anderen daeghs met een scherp dreygement wederom los gelaten: het getal der geloovigen wert ontrent vijf duysent, Actor. 3. ende 4. Petrus bestraft Ananiam ende Saphiram, die beyde haestigh doot blijven, hy doet in Christi naem veel teeckenen ende wonderheden, waer over de Overpriesters ende Sadduceen de Apostelen gevangen setten; doch werden des nachts door den Engel daer uyt verlost, Actor. 5. By de gemeynte werden om gewichtige redenen seven Diaconen gekoren, Ga naar margenootAº. 34. onder welcke was Stephanus, die om het getuygenisse Christi wert ter doot gesteenight, Actor. 6. ende 7. Als doen geschiede groote vervolginge tegen de gemeynte binnen Jerusalem, Ga naar margenoota. b. waer over sy verstroyden in a. Judea, ende b. Samaria, behalven de Apostelen; ende de verstroyde gingen al om ende verkondighden het Woort. Philippus predickt tot 2. Samaria het Euangelium, Ga naar margenoot2. de geloovigen aldaer ontfangen den Heyligen Geest: Symon den Toovenaer wert van Petro gestraft, ende Philippus doopt den Kamerlingh der Koninginne Candacis, op den wegh tusschen 1. Jerusalem, Ga naar margenoot3.ende 3. Gasa, van waer hy door den Geest des Heeren wert wechgenomen, Ga naar margenoot4. ende gevonden te 4. Asoten, Actor. 8. Paulus naer 5. Ga naar margenoot5. Damascum reysende om de geloovigen aldaer gelijck binnen Jerusalem, te vervolgen, Ga naar margenootAº. 35. wert onderwegen van den Heere tot een Apostel geroepen, met blintheyt geslagen, van Ananias de handen opgeleyt, binnen Damasco gedoopt, ende wederom siende, alwaer hy den Heere terstont predickt: van daer vertreckt hy naer c. Arabien, Ga naar margenootc. om aldaer het Euangelium te prediken, Galat. 1. 17. Keert wederom na 5. Damascum, alwaer de Joden hem sochten te dooden, doch wert van de Christenen by nacht, door de mure der Stadt, Ga naar margenootAº. 38. in een mande uytgelaten, ende quam na drie jaren weder binnen 1. Jerusalem, om den Apostel Petrus te besoecken, aldaer blijvende vijftien dagen, Galat. 1. vers 18. De Griecksche Joden hem na ’t leven staende, Ga naar margenoot6. wert hy van den Broederen uytgeleyt tot 6. Cesarien; Ga naar margenootd. e. van daer hy doorreyst de Lantschappen d. Syrien, ende e. Cilicien, Ga naar margenoot7. ende komt in sijner geboorten stadt 7. Tarsen. Petrus ondertusschen mede alomme reysende, komt tot 8. Ga naar margenoot8. Lydda, predickt aldaer het Euangelium, Ga naar margenootAº. 39. ende maeckt Eneam den gichtigen gesont, veel volcks wert bekeert tot den Heere, hy wert van hier gehaelt binnen 9. Joppe, Ga naar margenoot9. ende verweckt Tabitha van der doot, blijvende aldaer vele dagen ten huyse van Symon den Leer-bereyder, Actor. 9. Petrus ten huyse des Leder-bereyders wert door een hemels gesichte onderwesen, ende versekert van ’t beroep der Heydenen, wert van daer gehaelt tot 10. Cesarien, Ga naar margenoot10. een Stadt gelegen aen de zee, alwaer hy den Hooftman Cornelium bekeert, neffens noch andere Heydenen, die alle gedoopt zijnde, den Heyligen Geest ontfingen, ende spraken met vreemde tongen, Actor. 10. Petrus keert weder na 1. Jerusalem, gevende aldaer reeckenschap sijnes handels; de verstroyde Broederen verkondigen ondertusschen Christum in de Landen f. Ga naar margenootf. Phoenicien, Ga naar margenootg. g. Cypren ende tot 11. Ga naar margenoot11. Antiochien, de hooftstadt des Koninckrijcks Ga naar margenootAº. 40. d. Syrien: die van Jerusalem sulcks verstaende, senden derwaerts [kolom] Barnabam, desen daer komende, gaet voort na 7. Tarsen om Paulus te soecken, ende hem aldaer gevonden hebbende, reysen sy beyde na 11. Antiochien, verstercken de gemeynte een heel jaer, die van doen af de naem van Christenen gegeven wert; oock quamen daer eenige Propheten van 1. Jerusalem, onder allen eenen Agabus, voorseggende eenen dieren tijt over het gantsche aerdtrijck, Actor. 11. Den Apostel Jacobus, die een broeder Joannis ende een sone Zebedei was, wert van den Koningh Herodes Agrippa met den swaerde gedoot: en Petrus strengelick gevangen zijnde, wert door een Engel uyt de gevangenisse gehaelt en verlost: hy verlaet 1. Jerusalem, gelijck oock deden Paulus ende Barnabas, die met haer nemen Joannes, die toegenaemt was Marcus, Actor. 12. Tot 11. Antiochien wert Paulus ende Barnabas door den Heyligen Geest afgesondert, Ga naar margenootAº. 41. ende gesonden naer c. Cilicien, van waer sy overscheepten op 12. Salamis, Ga naar margenoot12. gelegen in ’t Eylant g. Cyprus, het welck sy doorreysden, ende predickten over al het Euangelium, komende ten laetsten tot 13. Paphos, Ga naar margenoot13. alwaer Elias den Toovenaer met blintheyt geslagen, ende Sergius Paulus, een Stadthouder des Koninghs tot het geloove gebracht wert: Ga naar margenootAº. 42. van hier varen sy wederom over, ende komen tot 14. Pergen, Ga naar margenoot14.een Stadt gelegen in h. Pamphilien, Ga naar margenoothdoch Joannes Marci verlaet haer, ende reyst naer 1. Jerusalem, sy daer en tegen gaen Lantwaert in, ende quamen tot 15. Antiochien, Ga naar margenoot15. een Stadt gelegen in i. Pisidien, Ga naar margenooti. alwaer sy eenige, soo Heydenen als Joden, tot het geloove brachten; doch werden eyndelick door het ophitsen der wederhoorige Joden van d’inwoonders ten Lande uytgedreven, waer over sy het stof van hare voeten geschut hebbende, keerden na het Lant k. Lycaonia, Ga naar margenootk.tot de Stadt 16. Iconien, Ga naar margenoot16. Actor. 13. In dese Stadt hebben sy veel volcks gewonnen; waer door de Burgerye gedeelt werden, Ga naar margenootAº. 43. sommige den Apostelen, ende anderen den Joden aenhangende; ontstont oock een oploop aldaer, om den Apostelen smaetheyt aen te doen, ende eyndelick te steenigen; maer sy vertrocken van daer na de Steden 17. Lystren, Ga naar margenoot17. ende 18. Derben, Ga naar margenoot18. ende predickten alomme het Euangelium, ende tot 17. Lystren maeckte Paulus eenen geboren kreupel gesont Ga naar margenootAº. 44.; het volck dit siende, riepen in hare talen, de Goden zijn in gedaente van menschen tot ons gekomen; oock quamen sy om voor haer te offeren door haren Priester, ’t welck dese Apostelen met groote moeyten nauwelicks konden tegen houden; maer alsoo de Joden van 15. Antiochien ende 16 Iconien oock aldaer quamen, ende het volck overreden, soo steenighden sy Paulum, ende sleepten hem als doot buyten de Stadt; doch hy van de Discipelen omringht zijnde, stont op, ende gingh des anderen daeghs met Barnabas naer 18. Derben, alwaer sy het Euangelium verkondighden ende vele Discipelen aenwonnen, reysde voorts wederom op 16. Iconien, 17. Lystren, ende 15. Antiochien, versterckende de Broederen, ende stelden in elcke plaetse Ouderlingen. i. Pisidien aldus doorwandelt, ende versorght hebbende, keerden na h. Pamphilien, leerende tot 14. Pergen, van waer sy keerden naer 19. Attalien, een Stadt gelegen aen de Middellantsche zee, Ga naar margenoot19. daer sy te scheep afvoeren naer 11. Antiochien en d. Syrien; ende verhaelden de Broederen aldaer alles wat sy verricht ende uytgestaen hadden, blijvende eenen langen tijt aldaer, Actor. 14. Ontrent desen tijt begon den dieren tijt van Agabo voorseyt, Ga naar margenootAº. 45. duerende van het vierde tot het achtste jaer des Roomschen Keysers Claudij, Joseph. antiq. lib. 20. cap. 3. Hier over sonden de Christenen onder den Heydenen, een milde hantreyckinge den Broederen die in a. Judea woonden, door de handen Pauli en Barnabae, Actor. 11.29. Dit geschiede ontrent 17 jaer na de bekeeringe Pauli, dat is 14 jaer na dat hy uyt c. Arabien quam, Galat. 2.1. Paulus ende Barnabas haer wederom begevende na 11. Antiochien, komt Petrus oock aldaer, ende wert wel ernstigh van Paulus in ’t aengesichte wedersproken over sijne veynserye, Gal. 2.11. En alsoo eenige Broederen uyt a. Judea dreven, dat de geloovige Heydenen oock moesten besneden werden, stelde sich Paulus ende Barnabas daer tegen, waer over goet gevonden wert, ende oock besloten, haer beyde neffens noch eenige andere Broeders te senden na Jerusalem, om met de Apostelen daer over dese sake te spreken; dit Concilium ofte Synodus wert gehouden tot 1. Jerusalem, in ’t negende jaer des Keysers Claudii, Ga naar margenootAº. 50. ende was de eerste vergaderinge over questie der religie des Nieuwen Testaments: dese Synodale vergaderinge dan eendrachtelick ge-eyndight zijnde, werde Paulus ende Barnabas, neffens Judas toegenaemt Bersabas ende Silas, oock Sylvanus genaemt, wederom gesonden na 11. Antiochien, om den Broederen aldaer bekent te maken, soo mondelingh als by geschrift, het besluyt der Apostelen ende Ouderlingen, bestaende in vierderley onthoudinge, te weten, van ’t gene den Afgoden geoffert was, van den bloede, van ’t verstickte, ende van hoererye, dit besluyt wert met groote blijdtschap aengenomen. Judas en Silas een tijt langh daer geleert hebbende, is Judas met oorlof vertrocken, ende Silas daer gebleven. Paulus ende Barnabas vinden goet de geloovigen te besoecken in yeder Stadt daer sy het Euangelium verkondight hadden; Barnabas nu wilde tot dit werck mede nemen Joannem, toegenaemt Marcum, doch Paulus en wilde sulcks niet toestaen, om dat hy haer, als boven verhaelt is, verlaten hadde als sy in h. Pamphilium quamen; hier over ontstont tusschen haer een verbitteringe, waer over sy van malkanderen scheyden, ende Barnabas met Marcus voeren naer Cyprus, maer Paulus nam met hem Silam, ende reysde door d. Syrien ende e. Cilicien, versterckende over al de gemeynte, Actor. 15. Paulus gekomen zijnde tot 18. Derben ende 17. Lystren, besnijt Timotheum om der Joden wille, Ga naar margenootAº. 61. neemt hem in sijn geselschap, ende doorreysende l. Ga naar margenootl. Phrygiam en m. Galatiam, Ga naar margenootm. werden verhindert door [fol. 56a v] den Heyligen Geest, Ga naar margenootn.’t woort in n. Asia te prediken, Ga naar margenooto. ende aen o. Misien gekomen zijnde, Ga naar margenootp. pooghden na p. Bithynien te gaen, doch werden {20.} echter belet, waer over sy quamen tot 20. Troas, alwaer Paulus door een gesicht des nachts geroepen wert, Ga naar margenootq. om in q. Macedonien te komen, Ga naar margenoot21. dies hy overvaert tot 21. Samotracen, ende komt des anderen daeghs te 22. Neapolis, Ga naar margenoot22. een zeehaven in Macedonien, van daer gaende na 23. Philippi, Ga naar margenoot23. alwaer Lydia bekeert ende gedoopt wert; oock een dienstmaeght haren waerseggenden geest uytgedreven, waer over Paulus ende Silas gegrepen, gegeesselt, ende in de gevangenisse geworpen werden: doch door een aerdbeevinge daer uyt verlost, den Stockwaerder bekeert, ende met al sijn huysgesin gedoopt, Actor. 16. Sy dan van daer gaende, nemen haren wegh door de Steden 24. Amphipolis, Ga naar margenoot24. ende 25. Appollonia, Ga naar margenoot25. komende tot 26. Thessalonica, Ga naar margenoot26. alwaer Paulus drie Sabbathen achter een in de Synagogen der Joden leerde, bekeerende veel zielen, soo Joden, Griecken, als oock van de voornaemste vrouwen; maer eenige ongehoorsame Joden ende marcktboeven verweckten de Stadt tot oproer, waer over de geloovigen aldaer Paulus en Silas versonden, Ga naar margenoot27. ende sy reysden na 27. Bereen, daer sy veel tot het geloove brachten, maer gevolght van de voorgemelde Joden van 26. Thessalonica, wert aldaer oock oproer aengestelt, dies Paulus van de Broederen wert wechgesonden, als na de Zee, doch Silas en Timotheus bleven noch daer, eenige vergeselschapten Paulo tot binnen de stadt van 28. Athenen, Ga naar margenoot28. en alsoo sy van hem scheyden, gaf hy haer bevel, dat sy terstont hem souden toesenden Silam ende Timotheum, ondertusschen predickte hy aldaer in de Synagoge, als mede op de marckt, het Euangelium, Actor. 17. Paulus van 28. Athenen scheydende, Ga naar margenoot29. quam tot 29. Corinthen, alwaer oock quamen Silas ende Timotheus, hy verkondighde aldaer den Heere Jesum Christum, een jaer en ses maenden, vermits hem in een gesichte geopenbaert was dat de Heere in dese Stadt veel volcks hadde; daer na scheept hy met Priscilla ende Aquila na d. Syrien, als hy, ten eynde sijner beloften, Ga naar margenoot30. sijn hooft geschoren hadde te 30. Cenchreen, ’t welck is de Oostelickste haven van 29. Corinthen, Ga naar margenoot31. gelijck 31. Sicion is het inkomen aen ’t Westen. Paulus dan, als geseyt is, van 29. Corinthen afgevaren, Ga naar margenoot32. quam tot 32. Ephesen, * daer hy Priscilla ende Aquila beval te blijven, met belofte, haer aldaer wederom te besoecken, Ga naar margenootAº. 52. ende hy reysde na 10. Caesarien, van waer hy opginck na 1. Jerusalem, alwaer hy de gemeynte gegroet hebbende, keerde na 11. Antiochien, voorts doorreysde hy m. Galatiam ende l. Phrygiam, de Discipelen over al versterckende; ondertusschen quam tot 32. Ephesen een man van Alexandrien, genaemt Apollo, seer vyerigh ende godtvruchtigh; doch alleen leerende den Doop Joannis, maer van Priscilla ende Aquila aengenomen, ende verder onderwesen, reysde {r.} hy na r. Achaiam, daer van de hooftstadt was 29. Corinthen, alwaer hy vele tot de kennisse Christi gebracht heeft, 1.Corinth. 3.6. ende Actor. 18. Terwijlen Apollo tot 29. Corinthen was, Ga naar margenootAº. 53. verkeerde Paulus te 32. Ephesen, en alsoo eenige verharde menschen quaet spraken van den wegh des Heeren, keerde hy van haer, ende scheyden de Discipelen af; doch hy selfs handelde dagelicks in de Schole den tijt van twee jaren, Ga naar margenootAº. 54. soo dat alle die in n. Asia woonden, ’t woort des Heeren hoorden, beyde Joden en Griecken, oock dede Godt ongewoone krachten door Paulum, in’t genesen van alderhande sieckten en gebreken, waer over de ydele Konstenaers hare boecken brachten, om in aller tegenwoordigheyt deselve te verbranden: de waerdye daer van wert geestimeert na de hedendaeghsche munte op 15000 gulden. Demetrius een voorname Silversmit, vreesende door dese verlichtinge schade te lijden, stelt met sijnen aenhangh een oproer aen, ’t welck door de Stadts Schrijver ten deele is gestilt, Actor. 19. Paulus van 32. Ephesen gescheyden zijnde, Ga naar margenootAº. 55. is getrocken door q. Macedonien: de geloovigen aldaer vermanende, en hy quam in s. Grieckenlant, Ga naar margenoots. in de Kaerte genoemt s. Graecia; ende na drie maenden nam hy voor om naer d. Syrien te varen, Ga naar margenootAº. 56. maer alsoo de Joden op hem toeleyden, ontweeck hy haer ende reysde wederom door q. Macedonien, ende scheept van 23. Philippis op 20. Troas, aldaer blijvende seven dagen, verweckende Eutichus den gevallen Jongelingh van der doot: Ga naar margenoot33. van daer gaet hy naer 33. Asson, het welck somwijlen oock wert genaemt Apollonia, alwaer sijn geselschap na toe was gevaren; als sy malkanderen aldaer hadden gevonden, zijn sy van daer gevaren na 34. Mitilenen, Ga naar margenoot34. een stadt op het Eylant Lesbos gelegen, ende quamen des anderen daeghs tegen over 35. Chios, Ga naar margenoot35. ende den dagh daer aen tot 36. Samos, Ga naar margenoot36. 37. blijvende te 37. Trogillium, zijnde een uytstekende hoeck des berghs 38. Nicoles, Ga naar margenoot38. gelegen van Samos ontrent veertigh Stadien; Ga naar margenoot39. van hier afvarende, quamen des and’ren daeghs tot 39. Mileten, alwaer Paulus by hem ontbiedt de Ouderlingen van 32. Ephesen, haer vermanende tot haer schuldige plicht, neemt met eenen oorlof van haer, ende na dat sy te samen gebeden hadden, scheyden sy met tranen, ende geleyden Paulus te scheep, Actor. 20. Van 39. Mileten afgevaren zijnde, quamen sy aan het Eylant 40. Cos; Ga naar margenoot40. 41. ende daeghs daer aen tot 41. Rodus, van daer tot 42. Patara, Ga naar margenoot42. alwaer sy een schip vonden,’t welck naer f. Phoenicien wilde, waer mede sy van daer afvoeren, latende g. Cyprus in ’t voorby zeylen aen de lincker hant, Ga naar margenoot43. ende quamen tot 43. Tyrus, daer het schip moeste lossen, ende sylieden bleven daer seven dagen; van daer varende op 44. Ptolomais, Ga naar margenoot44. alwaer sy de Broederen groeten, ende na een dagh vertoevens, gingen naer 10. Caesarien, daer sy veel dagen bleven; gingen eyndelick op naer 1. Jerusalem, Ga naar margenootAº. 57. alwaer haer de gemeynte met groote blijdtschap ontfingh; doch na eenige dagen geraeckte Paulus onder de handen der Joden, voorhebbende hem te dooden, maer wert ontset door den Oversten der Bende, die hem met ketenen bandt, ende gevangen dede brengen na der Romeynen legerplaetse, zijnde een hooge en rontom bemuerde Burght, gelegen aen de Noortzijde des Tempels, aengeteeckent in onse voorgaende Kaert van Jerusalem, met Nº. 28. Als Paulus nu op de trappen des Burghts stont, wert hem [kolom] toegelaten met de menighte des volcks (die hem gevolght waren) te spreken, Actor. 21. Hier verhaelt hy waer hy geboren was, waer opgevoedt, by wie onderwesen, ende wat hy bedreven hadde, eyndelick, sijn bekeeringe ende ’t gevolgh van dien, waer over de Joden even onstuymigh tegen hem aenriepen; hy binnen gebracht zijnde, ende met geesselen ondersocht, seyde een Rooms burger te zijn, daer over hy terstont ontbonden wert, Actor. 22. Den Raet der Joden Paulus verhoort hebbende, werden oneens, waer over veertigh mannen met eede sich selven versworen, niet te sullen eten voor datse Paulum souden gedoot hebben: den Oversten der Romeynen dit aengedient zijnde, sendt hem tot Felix, onder de bewaringe van 400. Voetknechten, ende 70. Ruyteren; dese quamen dan des nachts tot 45. Antipatris, Ga naar margenoot45. ende des anderen daeghs binnen 10. Cesarien, alwaer sy hem neffens den brief van Claudius Lysias aen Felix overleverden, Actor. 23. Na vijf dagen wert Paulus ende sijne aenklagers by Felix verhoort, ende de saken uytgestelt tot de komste van Lysias: oock Pauli banden verlicht, tot dat Portius Festus als Stadthouder in plaetse van Felix te 10. Caesarien quam, Actor. 24. Paulus in tegenwoordigheyt van sijne aenklagers by Festum verhoort, beroept hem op den Keyser, Actor. 25. Daer na wederom voortgebracht, Ga naar margenootAº. 58. wert verhoort by den Koningh Agrippa, den Stadthouder Festus, ende Bernice, Actor. 26. Hy wert gesonden, neffens eenige andere gevangenen na 46. Ga naar margenoot46. Romen tot den Keyser Nero, onder de bewaringe van Julius, een Hooftman over hondert van de Italiaensche Bende, ende sy voeren van 10. Caesarien in een schip van 47. Adramita, Ga naar margenoot47. een Stadt gelegen in l. Phrygien, komende des and’ren daeghs tot 48. Sidon, Ga naar margenoot48.alwaer hem den Hooftman toeliet de vrienden te besoecken, die hem op sijne reyse besorghden: van daer voeren sy door tegenwint aen de Noortzijde dicht onder g. Cypren henen, ende quamen tot 49. Myra, Ga naar margenoot49.alwaer sy vonden een schip van 50. Alexandrien, Ga naar margenoot50. t. dat na t. Italien wilde, daer in sy alle overgingen, ende voeren seer langhsaem, komende na veel dagen nevens 51. Guides, Ga naar margenoot51. 52. daer na by 52. Salmona, ende eyndelick in een plaetse, genaemt de 53. Schoonehaven, Ga naar margenoot53. gelegen by de Stadt 54. Lasea, Ga naar margenoot54. v. in ’t Eylant v. Creta, alwaer Paulus haer vermaende te blijven, voorhoudende de ongestadigheyt van ’t weder, Ga naar margenootA. 59. als zijnde den somer gepasseert, ende dagelicks stormwinden te verwachten; maer den Hooftman, meer den schipper ende stierman, dan Paulus achtende, dede haer voortvaren, te meer, alsoo sy meenden te overwinteren niet verre van daer, aen het selve Eylant, in een bequame haven, 55. Phenix genaemt: Ga naar margenoot55. Maer alsoo haer den storm haest overviel, werden sy met een onstuyme zee en stercken Oostenwint daer voorby gedreven, loopende onder het Eylant 56. Claudia, Ga naar margenoot56. alwaer sy het Boot inhaelden, ende het schip omgorden, vreesende te vervallen op de drooghte 57. Syrtus, Ga naar margenoot57.’t welck is een gevarelicke Zantplaet ende draeystroom, gelegen onder de Kust van x. Africa; Ga naar margenootx. dit onweder aenhoudende, begonden sy den derden dagh eenigh goet over boort te werpen, streken hun zeyl, en dreven soo henen, met een overtrocken lucht, siende in veel dagen noch sonne, noch sterre: den veertienden dagh begonden sy ’t lant te sien, doch alsoo sy ’t selve niet en kenden, wierpen sy het loot op twintigh, ende weynigh tijts daer na, op vijftien vadem, waer over sy vier anckers lieten vallen, ende tegen den dagh van Paulo vermaent zijnde, wierpen sy haer last over boort; met den dagh ’t lant haer noch onbekent zijnde, sagen sy eenen inham die wat stant hadde, tegen het welck sy geraden vonden het schip aen te setten, soo sy konden; de anckers dan gelicht, ende het zeyl bygeset hebbende, wenden het na lant, alwaer sy geraeckten met het voorschip op een zantplaet, waer over het achterschip van ’t gewelt der baren aen stucken gesmeten, ende vernielt wert; die dan swemmen konden, begaven haer na lant, de rest op plancken en andere stucken van ’t schip, soo dat sy alle geberght, ende behouden aen lant geraeckten, zijnde in getale 276. zielen, Actor. 27. Dit gevaer aldus ontkomen zijnde, verstonden sy dat het was een Eylant 58. Melita, Ga naar margenoot58. ofte hedendaeghs Malta genaemt; de inwoonders ontfingen haer vriendelick, ende bewesen haer alle vrientschap, Paulus genas daer oock vele siecke en gebreckelicke menschen; daer na zijn sy van daer gevaren met een schip van Alexandrien, genaemt Castor en Pollux, ’t welck aldaer overwintert hadde, ende quamen te 59. Syracusen, Ga naar margenoot59. daer sy drie dagen bleven, en voeren van daer tot 60. Regeum, Ga naar margenoot60. alwaer sy den wint zuydelick kregen, en quamen tot 61. Puteolus, daer sy Broeders vonden, Ga naar margenoot61. ende seven dagen by bleven, gaende van daer na 46. Romen, van waer de Broederen (van haer komste bericht) haer te gemoet quamen tot 62. Apijmerckt, Ga naar margenoot62. en een plaetse genaemt de 63. Drytabernen: Ga naar margenoot63. ten laetsten komende binnen 46. Romen, alwaer den Hooftman sijn gevangenen overleverden aen den Oversten des legers; maer Paulus wert toegelaten op hemselven te woonen, Ga naar margenootAº. 60. onder de bewaringe van een krijghsknecht, die op hem geduerigh paste: Paulus dan aldaer een huys gehuert hebbende, predickte twee jaren het Euangelium, ende schreef binnen 46. Romen dese volgende Sendtbrieven, te weten: aen dem. Galaten, 32. Ephesen, 23. Philippensen, Ga naar margenoot64. 64. Colossensen, en aen Philemon: daer na is hy (soo de historien getuygen) onder de regeeringe des Keysers Nero onthalst. Goetgunstige Leser, hier mede eyndigen wy, in ’t kort verhaelt hebbende, ’t gene ons (deser materie aengaende) in Godts Heyligh woort is bekent gemaeckt: wat voorts belanght eenige historien, daer in dat breeder wert beschreven het wedervaren van d’andere Apostelen, waer sy gereyst, gevangen, ende omgebracht zijn, laten wy in sijn waerde: soo veel ons belanght, zijn hier mede vernoeght, alsoo wy dese Kaerten, mitsgaders de beschrijvinge daer achter, met alle vlijt, en meer als gemeyne naerstigheyt, hebben by een gestelt, oversien, ende curieuselick gecorrigeert: Versoecken derhalven, dat dese onse arbeyt met genegentheyt aengenomen wert. Vaert wel. | |
[Folio 57r]
| |
22Beginnende Ga naar margenoot51 van den doop Ioannis, tot den dagh toe in welcken hy Ga naar margenoota van ons opgenomen is, een der selve met ons getuyge worde Ga naar margenoot52 sijner opstandinge. | |
23Ga naar margenootb Ende sy steldender twee, Ga naar margenoot53 Ioseph genaemt Barsabas, die toegenaemt was Iustus, ende Matthiam. | |
24Ende sy baden ende seyden, Ga naar margenoot54 Ghy Heere, Ga naar margenootc ghy Ga naar margenoot55 kenner der herten van allen, Ga naar margenoot56 wijst van dese twee eenen aen, dien ghy uytverkoren hebt, | |
25Om te ontfangen Ga naar margenoot57 het lot deser bedieninge ende Apostelschaps, daer van Iudas Ga naar margenoot58 afgeweken is, dat hy henen ginge Ga naar margenoot59 in sijn eygen plaetse. | |
26Ende sy Ga naar margenoot60 wierpen hare loten: ende het lot Ga naar margenoot61 viel op Matthiam, ende hy wiert Ga naar margenoot62 met gemeyne toestemminge tot de elf Apostelen gekoren. |
|