Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Christus vergelijckt hemselven by eenen wijnstock, ende sijne discipelen by de rancken, die in hem blijvende, door hem vele vruchten voort brengen. 9 Betuyght van sijne bysondere liefde tegen haer, ende vermaentse tot onderhoudinge sijner geboden, ende onderlinge liefde. 13 welcke sijne liefde hy daer mede betoont, dat hy sijn leven voor haer stelt. 14 ende haer sijne vrienden ende uytverkorene noemt. 18 Troostse tegen den haet der werelt met sijn eygen exempel. 22 Toont dat door sijn woort ende wercken den Ioden alle voorwendinge van onschult benomen is. 26 ende dat den Heyligen Geest van hem sal getuygen, ende sy Apostelen mede. | |
2Ga naar margenoota Ga naar margenoot3 Alle rancke die in my geen Ga naar margenoot4 vrucht [kolom] en draeght, die Ga naar margenoot5 neemt hy wech: ende alle die vrucht draeght, die Ga naar margenoot6 reynight hy, op dat sy meer vrucht drage. | |
3Ga naar margenootb Ghylieden zijt nu Ga naar margenoot7 reyn, om het woort, dat ick tot u Ga naar margenoot8 gesproken hebbe. | |
4Ga naar margenoot9 Blijvet in my, ende Ga naar margenoot10 ick in u. Gelijckerwijs de rancke geen vrucht en kan dragen Ga naar margenoot11 van haer selven, soo sy niet in den wijnstock en blijft: alsoo oock ghy niet, soo ghy in my niet en blijvet. | |
5Ick ben de wijnstock, [ende] ghy de rancken: die in my blijft, ende ick in hem, die draeght veel vrucht: want Ga naar margenoot12 sonder my, en kondt ghy Ga naar margenoot13 niets doen. | |
6Ga naar margenootc Soo yemant in my niet en blijft, Ga naar margenootd die is Ga naar margenoot14 buyten geworpen gelijckerwijs Ga naar margenoot15 de rancke, ende Ga naar margenoot16 is verdorret: ende men Ga naar margenoot17 vergadert deselve, ende men werptse in het Ga naar margenoot18 vyer, ende sy worden verbrant. | |
7Indien ghy in my blijvet, ende mijne woorden Ga naar margenoot19 in u blijven, Ga naar margenoote soo Ga naar margenoot20 wat ghy wilt, sult ghy Ga naar margenoot21 begeeren, ende het sal u geschieden. | |
8Hier in is mijn Vader verheerlickt, dat ghy veel Ga naar margenoot22 vrucht draeght: ende ghy sult mijne discipelen Ga naar margenoot23 zijn. | |
9Gelijckerwijs de Vader my lief gehadt heeft, hebbe ick oock u lief gehadt: blijft in dese Ga naar margenoot24 mijne liefde. | |
10Ga naar margenootf Indien ghy mijne geboden Ga naar margenoot25 bewaert, soo sult ghy in mijne liefde blijven: gelijckerwijs ick de geboden mijns Vaders bewaert hebbe, ende blijve in sijne liefde. | |
11Dese dingen hebbe ick tot u gesproken, op dat Ga naar margenoot26 mijne blijdtschap in u Ga naar margenoot27 blijve, ende Ga naar margenoot28 uwe blijdtschap Ga naar margenoot29 vervult werde. | |
12Ga naar margenootg Dit is mijn Ga naar margenoot30 gebodt, dat ghy malkanderen lief hebt, gelijckerwijs ick u lief gehadt hebbe. | |
13Ga naar margenooth Niemant en heeft meerder liefde als dese, dat yemant Ga naar margenoot31 sijn leven Ga naar margenoot32 sette voor sijne vrienden. | |
15Ick en Ga naar margenoot34 heete u niet meer dienstknechten: want de dienstknecht Ga naar margenoot35 en weet niet wat sijn heere Ga naar margenoot36 doet: maer ick hebbe u vrienden genoemt, Ga naar margenootk want al wat ick van mijnen Vader Ga naar margenoot37 gehoort hebbe, [dat] hebbe ick u bekent gemaeckt. | |
16Ga naar margenootl Ghy en hebt my niet Ga naar margenoot38 uytverkoren, maer ick hebbe u Ga naar margenoot39 uytverkoren, ende ick hebbe u Ga naar margenoot40 gestelt Ga naar margenootm dat ghy soudt Ga naar margenoot41 henen gaen ende vrucht dragen, ende [dat] uwe vrucht blijve: op dat soo Ga naar margenoot42 wat ghy van den Vader begeeren sult in mijnen name, hy u [dat] geve. | |
18Ga naar margenootn Indien u Ga naar margenoot44 de werelt haet, soo Ga naar margenoot45 weet dat sy my Ga naar margenoot46 eer dan u gehaet heeft. | |
19Ga naar margenooto Indien ghy Ga naar margenoot47 van de werelt waert, soo soude de werelt Ga naar margenoot48 het hare lief hebben: | |
[Folio 52r]
| |
Doch om dat ghy Ga naar margenoot49 van de werelt niet en zijt, maer ick u uyt de werelt hebbe Ga naar margenoot50 uytverkoren, daerom haet u de werelt. | |
20Gedenckt des woorts dat ick u Ga naar margenoot51 geseght hebbe, Ga naar margenootp Een dienstknecht en is niet meerder dan sijn heere. Ga naar margenootq Indien sy my vervolght hebben, sy sullen oock u vervolgen: indien sy mijn woort bewaert hebben, sy sullen oock het uwe bewaren. | |
21Ga naar margenootr Maer alle Ga naar margenoot52 dese dingen sullen sy doen Ga naar margenoot53 om mijns naems wille, om dat sy hem niet en kennen Ga naar margenoot54 die my gesonden heeft. | |
22Ga naar margenoots Indien ick niet gekomen en ware, ende tot haer gesproken en hadde, sy en hadden Ga naar margenoot55 geen sonde: maer nu en hebben sy Ga naar margenoot56 geen voorwendsel voor hare sonde. | |
23Die my haet, die haet oock mijnen Vader. | |
24Ga naar margenoott Indien ick Ga naar margenoot57 de wercken onder haer niet en hadde gedaen, die Ga naar margenoot58 niemant anders gedaen en heeft, sy en hadden Ga naar margenoot59 geen sonde: maer nu hebben syse gesien, ende beyde my ende mijnen Vader gehaet. | |
25Maer [dit geschiet] op dat het woort vervult worde, dat in hare Ga naar margenoot60 wet geschreven is, Ga naar margenootv Sy hebben my Ga naar margenoot61 sonder oorsake gehaet. | |
26Ga naar margenootx Maer wanneer de Trooster sal gekomen zijn, Ga naar margenooty dien Ga naar margenoot62 ick u senden sal van den Vader, [namelick] de Geest der waerheyt, die van den Vader Ga naar margenoot63 uytgaet, die sal van my Ga naar margenoot64 getuygen. | |
27Ga naar margenootz Ende ghy sult oock Ga naar margenoot65 getuygen, want ghy zijt van den Ga naar margenoot66 beginne met my geweest. |
|