Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 De tijt wanneer Ioannes de Dooper sijn ampt heeft aengevangen. 3 Den inhoudt van sijne predicatie. 7 Sijne vermaninge tot bekeeringe aen de gene die quamen om van hem gedoopt te worden. 10 Sijne antwoorde op de vrage der schare. 12 der tollenaren. 14 ende der krijghslieden wat een yegelick moeste doen. 15 Sijne getuygenisse van Christo, ende van sijnen doop. 19 Sijne gevangenisse. 21 Christus wort van Ioanne gedoopt. 23 ende sijn geslacht-register wort verhaelt tot Adam toe. | |
1ENde in het vijftiende jaer der regeeringe des Keysers Ga naar margenoot1 Tiberij, als Ga naar margenoot2 Pontius Pilatus Stadthouder was over Iudea, ende Herodes Ga naar margenoot3 een Viervorst over Galilea, ende Philippus sijn broeder een Viervorst over Iturea ende over het lant Trachonitis, ende Lysanias een Viervorst over Abilene. | |
2Onder de Ga naar margenoota Hoogepriesters Ga naar margenoot4 Anna ende Cajapha, geschiedde het woort Godts tot Ioannem den sone Zacharie, Ga naar margenoot5 in de woestijne. | |
3Ga naar margenootb Ende hy quam in alle het omliggende lant des Iordaens, predikende den doop der bekeeringe tot vergevinge der sonden. | |
[Folio 28v]
| |
4Gelijck geschreven is in het boeck der woorden Ga naar margenootc Esaie des Propheten, seg-gende, Ga naar margenoot6 De stemme des roependen in de woestijne, Bereydt den wegh des Heeren, maeckt sijne paden recht. | |
5Alle dal sal gevult worden, ende alle bergh ende heuvel sal vernedert worden, ende de kromme [wegen] sullen tot eenen rechten [wegh] worden, ende de oneffene tot effene wegen. | |
6Ga naar margenootd Ende Ga naar margenoot7 alle vleesch sal Ga naar margenoot8 de saligheyt Godts sien. | |
7Hy seyde dan tot de scharen, die uytquamen om van hem gedoopt te worden, Ga naar margenoote Ghy Ga naar margenoot9 adderen gebroetsels, wie heeft u aengewesen te vlieden van den toekomenden toorn? | |
8Brenght dan vruchten voort der bekeeringe Ga naar margenoot10 weerdigh: ende en begint niet te seggen Ga naar margenoot11 by u selven, Ga naar margenootf Wy hebben Abraham tot eenen vader. Want ick segge u, dat Godt selfs uyt dese steenen Abraham kinderen kan verwecken. | |
9Ga naar margenootg Ende Ga naar margenoot12 de bijle light oock alreede aen de wortel der boomen: alle boom dan, die geen goede vrucht voort en brenght, wort uytgehouwen, ende in het vyer geworpen. | |
10Ende de scharen vraeghden hem, Ga naar margenooth seggende, Ga naar margenoot13 Wat sullen wy dan doen? | |
11Ende hy antwoordende seyde tot haer, Ga naar margenooti Die twee rocken heeft Ga naar margenoot14 deyle hem mede, die geen en heeft: ende die spijse heeft, doe desgelijcks. | |
12Ende daer quamen oock tollenaers om gedoopt te worden, ende seyden tot hem, Meester wat sullen wy doen? | |
14Ende hem vraeghden oock de krijghslieden, seggende, Ende wy, wat sullen wy doen? Ende hy seyde tot haer, En Ga naar margenoot16 doet niemant overlast, noch en Ga naar margenoot17 ontvreemt niemant het sijne met bedrogh, ende laet u vergenoegen met uwe besoldingen. | |
15Ende als het volck Ga naar margenoot18 verwachtede, ende alle in hare herten overleyden van Ioanne, of hy niet mogelick de Christus en ware, | |
16Soo antwoordde Ioannes aen allen, seggende, Ga naar margenootk Ick doope u wel met water: maer hy komt die stercker is dan ick, wien ick niet weerdigh en ben den riem van sijne schoenen te ontbinden: Ga naar margenootl Dese sal u doopen Ga naar margenoot19 met den Heyligen Geest ende met Ga naar margenoot20 vyer. | |
17Ga naar margenootm Wiens Ga naar margenoot21 wan in sijne hant is, ende hy sal sijnen dorschvloer doorsuyveren, ende de terwe sal hy in sijne Ga naar margenoot22 schuere t’samen brengen, maer het kaf sal hy met onuytblusschelick vyer verbranden. | |
18Hy dan oock noch vele andere dingen vermanende, verkondighde den volcke het Euangelium. | |
19Ga naar margenootn Maer als Ga naar margenoot23 Herodes de Viervorst van hem bestraft wiert, om Herodias Philippi sijns broeders wijfs wille, ende over alle boose [stucken,] die Herodes dede, | |
20Soo heeft hy oock dit noch boven alles daer toe gedaen, dat hy Ioannem in de gevangenisse gesloten heeft. | |
21Ga naar margenooto Ende het geschiedde, doe alle het volck gedoopt wiert, ende Iesus [oock] gedoopt was, ende badt, dat den hemel geopent wiert: | |
22Ende dat Ga naar margenoot24 de Heylige Geest op hem neder daelde in lichamelicke gedaente gelijck een duyve: ende datter een stemme geschiedde uyt den hemel, seggende, Ga naar margenootp Ghy zijt mijn geliefde Sone, in u hebbe ick mijn welbehagen. [kolom] | |
23Ende hy Iesus begon ontrent Ga naar margenoot25 dertigh jaren [oudt] te wesen, zijnde (alsoo men meynde) Ga naar margenootq de sone Iosephs, Ga naar margenoot26 des [soons] Heli, | |
24Des [soons] Matthat, des [soons] Levi, des [soons] Melchi, des [soons] Ianna, des [soons] Iosephs, | |
25Des [soons] Matthathia, des [soons] Amos, des [soons] Naum, des [soons] Esli, des [soons] Naggai, | |
26Des [soons] Maath, des [soons] Matthathia, des [soons] Semei, des [soons] Iosephs, des [soons] Iuda. | |
27Des [soons] Ioanna, des [soons] Rhesa, des [soons] Ga naar margenoot27 Zorobabel, des [soons] Salathiel, des [soons] Neri. | |
28Des [soons] Melchi, des [soons] Addi, des [soons] Cosam, des [soons] Elmodam, des [soons] Er, | |
29Des [soons] Iose, des [soons] Eliezer, des [soons] Iorim, des [soons] Matthat, des [soons] Levi, | |
30Des [soons] Simeon, des [soons] Iuda, des [soons] Iosephs, des [soons] Ionan, des [soons] Eliakim, | |
31Des [soons] Melea, des [soons] Mainan, des [soons] Matthatha, des [soons] Ga naar margenoot28 Nathan, des [soons] Davids, | |
32Des [soons] Iesse, des [soons] Obed, des [soons] Booz, des [soons] Salmon, des [soons] Naasson, | |
33Des [soons] Aminadab, des [soons] Aram, des [soons] Esrom, des [soons] Phares, des [soons] Iuda, | |
34Des [soons] Iacobs, des [soons] Isaacs, des [soons] Abrahams, des [soons] Ga naar margenootr Thara, des [soons] Nachor, | |
35Des [soons] Saruch, des [soons] Rogau, des [soons] Phaleck, des [soons] Heber, des [soons] Sala, | |
36Des [soons] Ga naar margenoot29 Cainan, des [soons] Arphaxad, des [soons] Sem, des [soons] Noë, des [soons] Lamech, | |
37Des [soons] Mathusala, des [soons] Enoch, des [soons] Iared, des [soons] Malaleël, des [soons] Cainan, | |
38Des [soons] Enos, des [soons] Seth, des [soons] Ga naar margenoots Adams, Ga naar margenoot30 des [soons] Godts. |
|