Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 26r]
| |
Het Heyligh EUANGELIUM, Na [de beschrijvinge] Ga naar margenoot* LUCAE. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DIT Boeck is van eenderley inhoudt met de voorgaende, uytgenomen dat Lucas noch eenige bysondere saken beschrijft, die van de andere Euangelisten nagelaten waren. Na de voorreden, beschrijft hy d’ouders ende ontfangenisse van Ioannes den Dooper, ende de ontfangenisse CHRISTI door den Engel Gabriel aen Maria verkondight, die daer over met den Engel handelt, ende daer van met hare nichte Elisabeth spreeckt, ende Godt met eenen lofsangh prijst: verhaelt de geboorte ende besnijdinge Ioannis des Doopers, ende den lofsangh, die sijn vader Zacharias daer over Gode gesongen heeft, Cap. 1. Daer na wanneer, waer, ende van wien CHRISTUS is geboren, ende hoe sijne geboorte door de Engelen aen de herders is geopenbaert: sijne besnijdenisse, ende voorstellinge in den tempel, alwaer hy van den ouden Simeon wort omhelst, met eenen lofsangh ende voorsegginge, ende van Anna de prophetersse beleden: sijn opwassen, ende sijne handelinge, als hy maer twaelf jaren oudt was, met de Leeraers in den tempel, Cap. 2. Wanneer, ende hoe Ioannes de Dooper sijnen dienst heeft aengevangen, met doopen ende leeren, vrymoedelick alle ’t volck vermanende, ende tot CHRISTUM wijsende: hoe hy CHRISTUM heeft gedoopt, wiens geslacht-register hy oock verhaelt, Capit. 3. Hoe CHRISTUS tot sijn ampt hem met vasten heeft bereyt, ende de versoeckinge des duyvels overwonnen: sijn leerampt aengevangen heeft in Galileen, ende tot Nazareth, daer hy woonde, uyt den Propheet Esaias bewesen heeft dat hy de beloofde Messias was: waerom hy uyt de stadt geworpen wiert: dat hy te Capernaum geleert heeft, ende eenen onreynen geest uytgeworpen, de schoonmoeder Petri van de kortse, ende vele andere siecken ende besetene genesen heeft: ende voorts is gaen prediken in andere steden, Cap. 4. Dat hy Simon Petrus, Iacobus, ende Ioannes, na eenen wonderbaerlicken vischvangh, tot Apostelen beroepen heeft: een melaetsche gereynight, ende een lamme, die door het dack neder gelaten wiert, heeft genesen: dat hy Mattheum van den tol tot een Apostel heeft beroepen, ende hoe hy hem verantwoort heeft, dat hy met de tollenaren ende sondaren at, ende sijne discipelen, datse niet en vasteden, Cap. 5. Als oock datse op den Sabbath aren pluckten: ende dat hy op den Sabbath een dorre hant hadde genesen: dat hy twaelf Apostelen heeft verkoren: voor dewelcke, als oock voor de gantsche schare, hy een treflicke vermaninge doet, waer in hy den Apostelen hare gelucksaligheyt, ende den godtloosen ende huychelaren hare sonden ende straffen aenwijst, Cap. 6. Dat hy den dienstknecht van een Hooftman te Capernaum op sijn sterven liggende gesont heeft gemaeckt: ende een jongelingh, tot Nain gestorven, van den dooden heeft opgeweckt: wat hy den discipelen Ioannis des Doopers tot hem gesonden geantwoort heeft, ende wat getuygenisse hy van Ioanne gegeven heeft voor den volcke: hoe hy klaeght over de hardtneckigheyt der Joden: ende eene sondaresse, ten huyse Simonis eens Pharizeers, hare sonden beschreijende, deselve heeft vergeven, Cap. 7. Dat hy voorts in d’andere steden is gaen prediken, vergeselschapt met de Apostelen ende eenige vrouwen: ende door de gelijckenisse van het gezaeyde zaet leert hoe men Godts woort moet hooren: ende van een keersse, hoe men het moet prediken: wie sijne moeder ende broeders zijn: dat hy een groot tempeest stilt op de zee: eenen seer boosen onreynen geest uytwerpt: een bloetvloeijende vrouwe geneest, ende Iairi dochterken van den dooden opweckt, Cap. 8. Dat hy sijne Apostelen uytgesonden heeft om te prediken, met macht om de duyvelen uyt te werpen: dat Herodes hem socht te sien: dat hy vijf duysent mannen gespijsight heeft met vijf brooden ende twee visschen: dat hy sijne discipelen vraeght wat het volck van hem oordeelde: dat hy voorseght sijn lijden: leert wat doen moeten de gene die sijne discipelen willen zijn: dat hy vertoont een proefstuck sijner heerlickheyt op den bergh voor drie discipelen: ende eenen onreynen geest uyt een jonghsken uytwerpt, dien sijne discipelen niet en konden uytwerpen: sijn lijden wederom voorseght: den discipelen bestraft over hare eergierigheyt, ende wraeckgierigheyt tegen de Samaritanen: ende leert hoe men hem moet volgen, Cap. 9. Dat hy noch andere seventigh discipelen uytgesonden heeft om te prediken: ende de steden gedreyght, die het Euangelium souden verwerpen: dat de discipelen met blijdtschap weder keeren: die hy geluckigh verklaert om datse desen tijt beleefden: hoe hy geantwoort heeft aen eenen Wetgeleerden, vragende wat hy soude moeten doen om het eeuwige leven te verkrijgen, ende met de gelijckenisse van een Samaritaen geleert heeft wie onsen naesten is: dat hy van twee susters Martha ende Maria in haer huys ontfangen is, van welcke hy d’eene bestraft, ende d’andere prijst, Cap. 10. Dat hy sijne discipelen heeft leeren bidden, ende met de gelijckenissen van een vrient ende vader, belooft datse verhoort sullen worden: dat hy met de gelijckenisse van een sterck gewapende bewijst, dat hy de duyvelen niet uyt en wierp door Beelzebul: het volck leert dat de Niniviten ende de Koninginne van het Zuyden veroordeelen sullen de gene die sijn Euangelium sullen verwerpen: de Pharizeen ende Schriftgeleerde bestraft over hare geveynstheyt, ende vervolginge der Propheten, dien hy oock sware straffen dreyght, Cap. 11. Dat hy sijne discipelen vermaent het Euangelium opentlick te prediken, ende de vervolginge niet te vreesen: weygert een scheydsman te zijn over een erffenisse: ende vermaent het volck door de gelijckenisse van een rijck man, haer te wachten van gierigheyt, als oock van te groote sorge voor het onderhoudt deses levens: vermaent aelmoessen te geven, te bidden, ende te waken tegen sijne toekomste, die onvoorsiens geschieden sal: waerschouwt voor den twist, die onder de menschen sal ontstaen, als het Euangelium sal gepredickt worden: ende vermaent tot voorsichtigheyt, ende versoenlickheyt, Cap. 12. Desgelijcks tot boetveerdigheyt door eenige geschiedenissen, ende door de gelijckenisse van eenen onvruchtbaren vijgeboom: geneest op den Sabbath eene vrouwe die achtien jaren krom gegaen hadde: verklaert de verbreydinge des Euangeliums door de gelijckenissen van een mostaertzaet, ende suerdeessem: verkondight den huychelaren datse uyt den hemel sullen uytgesloten, ende in de helle geworpen worden: verwijt die van Jerusalem haer ongeloove, ende verkondight hare verwoestinge, Cap. 13. Geneest op den Sabbath eenen watersuchtigen ende verantwoort het, vermaent tot nederigheyt: leert wie men ter maeltijt sal nooden, vergelijckt het Koninckrijcke Godts by een groote maeltijt, tot welcke vele genoodde niet en wilden komen: vermaent sijne discipelen het kruys te dragen, voorsichtigh te zijn, ende alles te versaken, Cap. 14. Door de gelijckenissen van een verloren schaep ende penningh, tot neerstigheyt in haer ampt, ende door de gelijckenisse van een verloren soon tot boetveerdigheyt, ende verblijden over deselve, Cap. 15. Door de gelijckenissen van een onrechtveerdigh Rentmeester tot weldadigheyt, met verklaringe van de vastigheyt der wet, insonderheyt aengaende het stuck des houwelicks: ende van een rijcke vrecke ende van Lazarus, hoe verscheyden de staet is der menschen soo in dit, als in het toekomende leven, Cap. 16. Vermaent ergernissen te mijden, ende sijnen naesten te vergeven: beschrijft de kracht des geloofs: ende leert dat | |
[Folio 26v]
| |
Godt ons vergelt niet uyt verdienste maer uyt genade: geneest tien melaetsche: leert hoe de menschen haer sullen dragen als hy sal komen ten oordeele, Cap. 17. Door de gelijckenissen van een weduwe ende een onrechtveerdigh Rechter, dat men in het gebedt altijt moet aenhouden: ende van eenen Tollenaer ende Pharizeus, die opgingen om te bidden, wie van Godt gerechtveerdight sullen worden. Laet de kinderkens tot hem brengen, ende vermaent dat men deselve moet gelijck zijn: houdt de geboden Godts voor, den genen die door de wet willen gerechtveerdight worden: waerschouwt hoe verhinderlick de rijckdommen zijn ter saligheyt: belooft vergeldinge aen de gene die hem belijden: voorseght sijn lijden ende opstandinge: ende geneest eenen blinden, Cap. 18. Dat hy Zacheum tot Iericho bekeert: door de gelijckenisse van tien ponden vermaent de gaven Godts wel te besteden: hoe hy sijnen Konincklicken ingangh doet te Jerusalem, ende over deselve stadt weent, de koopers ende verkoopers uyt den tempel werpt, Cap. 19. Hoe hy de Overste der Priesteren ende de Schriftgeleerde vraeght van waer de doop Ioannis is: door de gelijckenisse van eenen verhuerden wijngaert, den selven hare godtloosheyt voor oogen stelt: op de vrage, of men den Keyser den çijns moet betalen, antwoort: de opstandinge der dooden beweert tegen de Sadduceen: ende leert dat de CHRISTUS niet alleen een sone, maer oock een heere Davids is: ende het volck waerschouwt haer te wachten van de Schriftgeleerde, Cap. 20. Dat hy de kleyne aelmoesse van een arme weduwe prijst: voorseght de verwoestinge des tempels, ende de teeckenen die soo deselve, als sijne laetste toekomste sullen voorgaen: vermaent tot waken ende bidden: ende wijst aen wat hy te Jerusalem doe gedaen heeft, Cap. 21. Hoe Iudas met de Overste der Priesteren gehandelt heeft, om hem over te leveren in hare handen: hoe hy het laetste Pascha met sijne discipelen heeft gehouden, ende in desselven plaetse het H. Avontmael heeft ingestelt, ende met sijne discipelen gehouden: de verradinge Iude heeft voorseght: De discipelen over hare eergierigheyt bestraft: ende deselve oock vertroost, ende namentlick Petrum tegen sijnen val, die hy voorseght: de Apostelen sterckt tegen hare aenstaende swarigheden: Hoe hy sijn lijden heeft aengevangen met het gebedt in een hofken: van Iuda is verraden met eenen kus: ende van de gewapende krijghsknechten gevangen wort, ende geleyt tot de zale des Hoogenpriesters, daer Petrus hem drie mael versaeckt, ende hy geslagen wort: dat hy voor den Raet is gestelt, ende van den selven ter doot veroordeelt, Cap. 22. Hoe hy geleyt is tot den Stadthouder Pilatus, die hem ondersocht hebbende verklaert, geen schult in hem gevonden te hebben: ende van hem versonden is tot Herodem, die hem spottelick weder sendt: dat Pilatus hem met geesselen gesocht heeft vry te laten, ende met hem te stellen tegen eenen dootslager Barabbam, ’t welck hem misluckt is: ende daerom hem over geeft om gekruyst te worden: hoe hy sijn kruyce heeft gedragen buyten de stadt, geholpen van Simon van Cyrenen, ende onderwegen de vrouwen van Jerusalem te voren heeft geseght hare toekomende elende: Hoe ende waer hy gekruyst is met twee moordenaren, ende aen het kruyce bespot ende gelastert, oock van een der moordenaren, die met hem gekruyst waren, die daer over bestraft wort van sijn metgesel, welcke hem bekeert. Dat hy na een groote verduysteringe op den middagh, sijnen geest heeft gegeven: ende van een Raetsheer Ioseph van Arimatheen is begraven, Cap. 23. Hoe hy op den eersten dagh der weke weder opgestaen is: ende sijne opstandinge door Engelen bekent is gemaeckt aen de vrouwen, die quamen om sijn lichaem te salven: Hoe hy selve hem geopenbaert heeft aen twee discipelen, gaende na Emmaus: ende daer na aen de elf discipelen by een vergadert, dien hy sijne handen ende voeten laet tasten: ende met welcke hy eet: ende na dat hy haer den Heyligen Geest belooft hadde, in hare tegenwoordigheyt is opgevaren ten hemel, Cap. 24. |
|