Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Christus predickt wederom binnen Capernaum met grooten toeloop des volcks. 3 tot hem wort gebracht een geraeckte, ofte lamme, welcken hy de sonden vergeeft ende geneest, bewijsende tegen de Schriftgeleerde, dat hy oock macht heeft de sonden te vergeven. 13 beroept Mattheum van den tol. 15 eet ende drinckt met de tollenaers ende sondaers, ende verantwoort dat selve. 18 geeft redenen waerom sijne discipelen als doen niet en vasteden, gelijck de discipelen Ioannis ende der Pharizeen deden. 23 De discipelen plucken op den Sabbath koorn-aren, ende worden van Christo verdedight. | |
1ENde Ga naar margenoota na Ga naar margenoot1 [sommige] dagen is hy wederom binnen Capernaum Ga naar margenoot2 gekomen, ende het wiert gehoort dat hy in Ga naar margenoot3 huys was. | |
2Ende terstont vergaderden [daer] vele, alsoo dat oock selfs de [plaetsen] ontrent de deure [haer] niet meer en konden vaten, ende hy sprack Ga naar margenoot4 het woort tot haer. | |
3Ga naar margenootb Ende daer quamen [sommige] tot hem, brengende eenen Ga naar margenoot5 geraeckten, die van vier Ga naar margenoot6 gedragen wiert. | |
4Ende niet konnende tot hem genaken overmits de schare, ontdeckten sy het Ga naar margenoot7 dack daer hy was: ende [dat] Ga naar margenoot8 opgebroken hebbende, lieten sy het Ga naar margenoot9 beddeken neder daer de geraeckte op lagh. | |
5Ende Iesus Ga naar margenoot10 haer geloove siende, seyde tot den geraeckten, Sone, uwe sonden zijn u vergeven. | |
6Ende sommige van de Schriftgeleerde saten aldaer, ende overdachten in hare herten, | |
7Wat spreeckt dese aldus Ga naar margenoot11 [Godts-]lasteringen? Ga naar margenootc Wie kan de sonden vergeven dan alleen Godt? | |
8Ende Iesus terstont in sijnen Ga naar margenoot12 geest bekennende dat sy alsoo in haer selven overdachten, seyde tot haer, Wat overdenckt ghy dese dingen in uwe herten? | |
9Ga naar margenoot13 Wat is lichtelicker, te seggen tot den geraeckten, De sonden zijn u vergeven: ofte te seggen, Staet op, ende neemt uw’ beddeken op, ende wandelt? | |
10Doch op dat ghy meught weten, dat de Sone des menschen macht heeft om de sonden op der aerden te vergeven (seyde hy tot den geraeckten.) | |
11Ick segge u, Staet op ende neemt uw’ beddeken op, ende gaet henen na uw’ huys. | |
12Ende terstont stont hy op, ende het beddeken opgenomen hebbende, gingh hy uyt in aller tegenwoordigheyt: soo dat sy haer alle ontsetteden, ende verheerlickten Godt, seggende, Wy en hebben noyt Ga naar margenoot14 sulcks gesien. | |
13Ga naar margenootd Ende hy gingh wederom uyt Ga naar margenoot15 na de zee, ende de geheele schare quam tot hem, ende hy leerdese. | |
14Ende voorby gaende sagh hy Ga naar margenoot16 Levi [den sone] Alphei sitten Ga naar margenoot17 in het tolhuys, [kolom] ende seyde tot hem, Volght my, Ende hy opstaende volghde hem. | |
15Ende het geschiedde als hy Ga naar margenoot18 aensat in des selven huys, dat oock vele tollenaren ende sondaren aensaten met Iesu ende sijne discipelen: want sy waren vele, ende waren hem gevolght. | |
16Ende de Schriftgeleerde ende de Pharizeen, siende hem eten met den Ga naar margenoot19 tollenaren ende sondaren, seyden tot sijne discipelen, Wat [is’t] dat hy met de tollenaren ende sondaren eet ende drinckt? | |
17Ende Iesus [dat] hoorende seyde tot haer, Die gesont zijn en hebben den medicijnmeester niet van nooden, maer die Ga naar margenoot20 sieck zijn: Ga naar margenoote Ick en ben niet gekomen om te roepen rechtveerdige, maer sondaers tot bekeeringe. | |
18Ga naar margenootf Ende de discipelen Ioannis ende der Pharizeen Ga naar margenoot21 vasteden, ende sy quamen ende seyden tot hem, Ga naar margenoot22 Waerom vasten de discipelen Ioannis ende der Pharizeen, ende uwe discipelen en vasten niet? | |
19Ende Iesus seyde tot haer, Ga naar margenootg Konnen oock de bruylofts-kinderen vasten, terwijle de bruydegom by haer is? Soo langen tijt sy de bruydegom by haer hebben, en konnen sy niet vasten. | |
20Maer de dagen sullen komen, wanneer de bruydegom van haer sal wech genomen zijn, ende als dan sullen sy vasten in deselve dagen. | |
21Ende niemant en naeyt eenen lap ongevolt lakens op een oudt kleet, anders scheurt des selven nieuwe aengenaeyde lap [yet] af van het oude [kleet,] ende daer wort een erger scheure. | |
22Ga naar margenooth Ende niemant en doet nieuwen wijn in oude [leder-]sacken: anders de nieuwe wijn doet de [leder-]sacken Ga naar margenoot23 bersten, ende de wijn wort uytgestort, ende de [leder-]sacken Ga naar margenoot24 verderven: maer nieuwen wijn moet men in nieuwe [leder-]sacken doen. | |
23Ga naar margenooti Ende het geschiedde, dat hy op eenen Ga naar margenoot25 Sabbathdagh Ga naar margenoot26 door het gezaeyde gingh, ende sijne discipelen begonsten Ga naar margenoot27 al gaende aren te plucken. | |
24Ende de Pharizeen seyden tot hem, Siet, waerom doen sy op den Ga naar margenoot28 Sabbathdag Ga naar margenootk dat niet geoorloft en is? | |
25Ende hy seyde tot haer, Hebt ghy noyt gelesen wat Ga naar margenootl David gedaen heeft, als hy noot hadde, ende hem hongerde, ende den genen die met hem [waren?] | |
26Hoe hy ingegaen is in het huys Godts, ten tijde Ga naar margenoot29 Abjathars des Hoogenpriesters, ende de toonbrooden gegeten heeft, die niemant en zijn geoorloft te eten Ga naar margenootm dan den Priesteren, ende oock gegeven heeft den genen die met hem waren? | |
27Ende hy seyde tot haer, de Sabbath is Ga naar margenoot30 gemaeckt Ga naar margenoot31 om den mensche, niet de mensche om den Sabbath. | |
|