Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Christus geneest vele siecken. 3 beantwoort de vrage van den scheydtbrief. 9 leert dat de getrouwde niet en mogen scheyden dan om hoererije. 11 ende dat de gave der onthoudinge niet alleen gegeven en wort. 13 Beveelt dat de kinderen tot hem komen, ende zegentse. 16 Antwoort eenen jongelingh op sijne vrage wat hy moet doen om het eeuwigh leven te verkrijgen. 23 Hoe swaerlick de rijcke in’t Koninckrijck der hemelen komen. 27 wat vergeldinge ontfangen sullen, die het hare om Christi wille verlaten. | |
1ENde Ga naar margenoota het geschiedde, doe Iesus dese woorden ge-eyndight hadde, dat hy vertrock van Galilea, ende quam Ga naar margenoot1 over de Iordaen, in de lantpalen van Iudea. | |
2Ende vele scharen volghden hem, ende hy genas’se aldaer. | |
3Ga naar margenootb Ende de Pharizeen quamen tot hem, Ga naar margenoot2 versoeckende hem, ende seggende tot hem, Is het een mensche geoorloft sijn wijf te Ga naar margenoot3 verlaten om Ga naar margenoot4 allerley oorsake? | |
4Doch hy antwoordende seyde tot haer, En hebt ghy niet gelesen, die Ga naar margenootc van den beginne [den mensche] gemaeckt heeft, dat hy’se gemaeckt heeft Ga naar margenoot5 man ende wijf. | |
5Ga naar margenootd Ende Ga naar margenoot6 geseght heeft, Daerom sal een mensche vader ende moeder verlaten, ende sal sijnen wijve Ga naar margenoot7 aenhangen, ende Ga naar margenoote die twee sullen tot Ga naar margenoot8 een vleesch zijn? | |
6Alsoo dat sy niet meer twee en zijn, maer een vleesch. Ga naar margenootf ’t Gene dan Godt te samen gevoeght heeft en scheyde de mensche niet. | |
[Folio 10v]
| |
dan Moses Ga naar margenoot9 geboden eenen scheydbrief te geven, ende haer te verlaten? | |
8Hy seyde tot haer, Moses heeft van wegen de hardigheyt uwer herten u toegelaten uwe wijven te verlaten: Maer van den beginne en is het alsoo niet geweest. | |
9Ga naar margenooth Maer ick segge u, dat soo wie sijn wijf verlaet anders dan om hoererije ende een ander trouwt [die] doet overspel, ende die de verlatene trouwt, doet [oock] overspel. | |
10Sijne discipelen seyden tot hem, Indien de Ga naar margenoot10 sake des menschen met den wijve alsoo staet, soo en is het niet oorbaer te trouwen. | |
11Doch hy seyde tot haer, Ga naar margenooti Alle en Ga naar margenoot11 vatten dit woort niet, maer dien het gegeven is. | |
12Want daer zijn gesnedene, die Ga naar margenoot12 uyt moeders lijve alsoo geboren zijn: ende daer zijn gesnedene Ga naar margenoot13 die van de menschen gesneden zijn: ende daer zijn gesnedene Ga naar margenoot14 die haer selven gesneden hebben om het Koninckrijck der hemelen. Ga naar margenoot15 Die [dit] vatten kan, vatte [het:] | |
13Ga naar margenootk Doe wierden kinderkens tot hem gebracht, op dat hy de handen haer soude opleggen, ende bidden: ende de discipelen bestraften Ga naar margenoot16 deselve. | |
14Maer Iesus seyde, Ga naar margenootl Laet af van de kinderkens, ende en verhindert haer niet tot my te komen: want Ga naar margenoot17 der sulcken is het Koninckrijck der hemelen. | |
16Ga naar margenootm Ende siet daer quam een tot hem, ende seyde tot hem, Goede meester, wat sal ick goets doen, op dat ick het eeuwige leven hebbe? | |
17Ende hy seyde tot hem, Wat noemt ghy my goet? Ga naar margenoot19 Niemant en is goet dan een, [namelick] Godt. Doch wilt ghy in het leven ingaen, Ga naar margenoot20 onderhoudt de geboden. | |
18Hy seyde tot hem, Welcke? Ende Iesus seyde, [dese:] Ga naar margenootn Ghy en sult niet dooden: Ghy en sult geen overspel doen: Ghy en sult niet stelen: Ghy en sult geen valsche getuygenisse geven. | |
19Eert uwen vader ende moeder: ende, Ga naar margenooto Ghy sult uwen naesten lief hebben, als u selven. | |
20De jongelingh seyde tot hem, Alle dese dingen hebbe ick onderhouden van mijne jonckheyt af: Ga naar margenoot21 Wat gebreeckt my noch? | |
21Iesus seyde tot hem, Ga naar margenoot22 Soo ghy wilt volmaeckt zijn, Ga naar margenootp gaet henen, verkoopt wat ghy hebt, Ga naar margenootq ende geeft het den armen, ende ghy sult eenen schat hebben in den hemel: ende komt herwaers, volght my. | |
22Als nu de jongelingh dit woort hoorde, gingh hy bedroeft wech: want hy hadde vele Ga naar margenoot23 goederen. | |
23Ende Iesus seyde tot sijne discipelen, Voorwaer ick segge u, Ga naar margenootr dat Ga naar margenoot24 een rijcke swaerlick in het Koninckrijck der hemelen sal in gaen. [kolom] | |
24Ende wederom segge ick u, Ga naar margenoot25 Het is lichter dat een Ga naar margenoot26 kemel ga door de ooge van een naelde, dan dat een rijcke inga in het Koninckrijck Godts. | |
25Sijne discipelen nu [dit] hoorende wierden seer verslagen, seggende, Wie kan dan saligh worden? | |
26Ende Iesus [haer] aensiende seyde tot haer, By de menschen is dat onmogelick, Ga naar margenoots maer Ga naar margenoot27 by Godt zijn alle dingen mogelick. | |
27Ga naar margenoott Doe antwoordde Petrus ende seyde tot hem, Siet, wy hebben alles verlaten, ende zijn u gevolght: Ga naar margenoot28 wat sal ons dan gewerden? | |
28Ende Iesus seyde tot haer, Voorwaer ick segge u, dat ghy die my gevolght zijt, in de Ga naar margenoot29 wedergeboorte, wanneer de Sone des menschen sal geseten zijn op den Ga naar margenoot30 throon sijner heerlickheyt, Ga naar margenootv [dat] ghy oock sult sitten op twaelf throonen, Ga naar margenoot31 oordeelende de twaelf geslachten Israëls. | |
29Ga naar margenootx Ende soo wie sal verlaten hebben huysen, of broeders, of susters, of vader, of moeder, of wijf, of kinderen, of ackers, om mijns naems wille, Ga naar margenooty [die] sal Ga naar margenoot32 hondertvout ontfangen, ende het eeuwige leven be-erven. | |
|