Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Christus leert op den bergh welcke menschen gelucksaligh zijn. 13 Vergelijckt sijne discipelen by sout, licht, ende een stadt op eenen bergh gelegen. 17 Verklaert dat hy is gekomen om de wet te vervullen. 21 Wederspreeckt de verkeerde uytleggingen der Ouden, van ’t seste gebodt. 27 Van ’t sevende gebodt ende van den scheydbrief. 33 Van het eedtsweeren. 38 Van weerwrake. 40 Gebiedt verdraeghsaemheyt. 42 weldadigheyt, ende oprechte liefde oock tegen de vyanden. | |
1ENde [Jesus] de scharen siende is geklommen op eenen bergh, ende als hy neder geseten was, quamen sijne discipelen tot hem. | |
3Ga naar margenoota Saligh [zijn] de Ga naar margenoot2 arme van geeste: Want harer is het Koninckrijck der hemelen. | |
5Ga naar margenootc Saligh [zijn] de sachtmoedige: Want sy sullen het aertrijck Ga naar margenoot4 be-erven. | |
6Ga naar margenootd Saligh [zijn] die Ga naar margenoot5 hongeren ende dorsten [na] de gerechtigheyt: Want sy sullen verzadight worden. | |
7Saligh [zijn] de barmhertige: Want haer sal barmhertigheyt geschieden. | |
8Ga naar margenoote Saligh [zijn] de Ga naar margenoot6 reyne van herten: Want sy sullen Ga naar margenoot7 Godt sien. | |
9Saligh [zijn] de Ga naar margenoot8 vreedsame: Want sy sullen Godts kinderen Ga naar margenoot9 genaemt worden. | |
10Ga naar margenootf Saligh [zijn] die vervolght worden Ga naar margenoot10 om der gerechtigheyt wille: Want harer is het Koninckrijck der hemelen. | |
11Saligh zijt ghy als u [de menschen] smaden, ende vervolgen, ende liegende Ga naar margenoot11 alle Ga naar margenoot12 quaet Ga naar margenoot13 tegen u spreken, Ga naar margenootg om mijnent wille. | |
12Ga naar margenooth Verblijdt ende verheught [u,] want uwen Ga naar margenoot14 loon [is] Ga naar margenoot15 groot in de hemelen: want alsoo hebben sy vervolght de Propheten, die Ga naar margenoot16 voor u [geweest zijn.] | |
13Ga naar margenooti Ghy zijt het Ga naar margenoot17 sout der aerde: indien nu het sout Ga naar margenoot18 smakeloos wort, waer mede sal [het] gesouten worden? Het en deught nergens toe meer, dan om buyten gewor-[kolom]pen, ende van de menschen vertreden te worden. | |
14Ghy zijt het Ga naar margenoot19 licht der werelt: een stadt boven op eenen bergh liggende en kan niet verborgen zijn. | |
15Ga naar margenootk Noch men steeckt geen keersse aen, ende set die onder een Ga naar margenoot20 koornmate: maer op een kandelaer, ende sy schijnt allen, die in den huyse [zijn.] | |
16Ga naar margenootl Laet uw’ licht alsoo schijnen voor de menschen, dat sy uwe goede wercken mogen sien, ende uwen Vader, die in de hemelen is, Ga naar margenoot21 verheerlicken. | |
17Meynt niet dat ick gekomen ben om Ga naar margenoot22 de wet ofte de Propheten te ontbinden: Ick en ben niet gekomen om [die] te ontbinden, maer te Ga naar margenoot23 vervullen. | |
18Want voorwaer segge ick u, Ga naar margenootm tot dat de hemel ende de aerde Ga naar margenoot24 voorby gaen, en sal daer niet een Ga naar margenoot25 jota, noch Ga naar margenoot26 een tittel van de wet voorby gaen, tot dat het alles sal zijn geschiet. | |
19Ga naar margenootn Soo wie dan een van dese minste geboden sal ontbonden, ende de menschen alsoo sal geleert hebben, [die] sal de Ga naar margenoot27 minste genaemt worden in het Koninckrijcke der hemelen: Maer soo wie [deselve] sal gedaen ende geleert hebben, die sal groot genaemt worden in het Koninckrijck der hemelen. | |
20Want ick segge u, ’ten zy uwe gerechtigheyt overvloediger zy als der Schriftgeleerden ende der Pharizeen, dat ghy in het Koninckrijck der hemelen geensins en sult ingaen. | |
21Ghy hebt gehoort dat Ga naar margenoot28 [tot] den Ouden geseght is, Ga naar margenooto Ghy en sult niet dooden: maer soo wie doodet, [die] sal Ga naar margenoot29 strafbaer zijn door het gerichte. | |
22Doch ick segge u: soo wie Ga naar margenoot30 t’onrecht op sijnen broeder toornigh is, die sal strafbaer zijn Ga naar margenoot31 door ’t gerichte. Ende wie tot sijnen broeder seght Ga naar margenoot32 Raka, die sal strafbaer zijn door den Ga naar margenoot33 grooten raet. Maer wie seght, Ghy dwaes, die sal strafbaer zijn door Ga naar margenoot34 het helsche vyer. | |
23Soo ghy dan uwe gave sult op den Ga naar margenoot35 altaer offeren, ende aldaer gedachtigh wort, dat uw’ broeder yet tegen u heeft, | |
24Laet daer uwe gave voor den altaer, ende gaet henen, versoent u eerst met uwen broeder, ende komt dan, ende offert uwe gave. | |
25Ga naar margenootp Weest haestelick Ga naar margenoot36 wel gesint [tegen] uwe wederpartije, terwijle ghy noch met hem op den wegh zijt: op dat de wederpartije niet misschien u de Rechter overlevere, ende de Rechter u den dienaer overlevere, ende ghy in de gevangenisse geworpen wort. | |
26Voorwaer ick segge u, ghy en sult daer geensins uyt komen, tot dat ghy den laetsten Ga naar margenoot37 penningh sult betaelt hebben. | |
[Folio 3v]
| |
27Ghy hebt gehoort dat [van] den Ouden geseght is, Ga naar margenootq Ghy en sult geen overspel doen. | |
28Maer ick segge u, dat soo wie een vrouwe Ga naar margenootr [aen-]siet om deselve Ga naar margenoot38 te begeeren, die heeft alreede overspel in sijn herte met haer gedaen. | |
29Ga naar margenoots Indien dan uwe Ga naar margenoot39 rechter ooge u Ga naar margenoot40 ergert, Ga naar margenoot41 trecktse uyt, ende werptse van u: want het is u nut dat een uwer leden verga, ende niet uw’ geheel lichaem in de helle geworpen worde. | |
30Ende indien uwe rechter hant u ergert, houwtse af, ende werptse van u: want het is u nut dat een uwer leden verga, ende niet uw’ geheel lichaem in de helle geworpen worde. | |
31Daer is oock geseght, Ga naar margenoott Soo wie sijn wijf Ga naar margenoot42 verlaten sal, die geve haer eenen Ga naar margenoot43 scheydbrief. | |
32Ga naar margenootv Maer ick segge u, dat soo wie sijn wijf verlaten sal, anders dan uyt oorsake van hoererije, die maeckt dat sy overspel doet: ende soo wie de verlatene sal trouwen, die doet overspel. | |
33Wederom hebt ghy gehoort, dat [van] den Ouden geseght is, Ga naar margenootx Ghy en sult Ga naar margenoot44 den eedt niet breken, maer ghy sult den Heere Ga naar margenoot45 uwe eeden houden. | |
34Maer ick segge u, Ga naar margenooty Sweert Ga naar margenoot46 gantschelick niet, noch by den hemel, om dat hy is de throon Godts: | |
35Noch by de aerde, Ga naar margenootz om dat sy is de voetbanck sijner voeten: Noch by Ierusalem, Ga naar margenoota om dat sy is de stadt des grooten Koninghs. | |
36Noch by u hooft en sult ghy niet sweeren, om dat ghy niet een hayr kondt wit ofte swart maken. | |
37Maer laet zijn uw’ woort Ga naar margenoot47 ja, ja: neen, neen: wat Ga naar margenoot48 boven desen is, dat is uyt den boosen. | |
38Ghy hebt gehoort dat Ga naar margenootb geseght is, Ga naar margenoot49 Ooge om ooge, ende tant om tant. | |
39Maer ick segge u, Ga naar margenootc dat ghy den boosen niet en wederstaet: maer soo wie u op de rechter wange slaet, Ga naar margenoot50 keert hem oock de andere toe. | |
40Ende soo yemant met u rechten wil, ende uwen rock nemen, laet hem oock den mantel. | |
42Ga naar margenootd Geeft den genen die [yet] van u Ga naar margenoot52 bidt, ende en keert u niet af van den genen die van u leenen wil. | |
43Ghy hebt gehoort datter geseght is, Ga naar margenoote Ghy sult uwen naesten lief hebben, ende Ga naar margenoot53 uwen vyant sult ghy haten. | |
44Maer ick segge u, Ga naar margenootf Hebt uwe vyanden lief, zegentse die u vervloecken, doet wel den genen die u haten, ende Ga naar margenootg bidt voor de gene die u Ga naar margenoot54 gewelt doen, ende die u vervolgen. | |
45Op dat ghy meught kinderen Ga naar margenoot55 zijn uwes Vaders die in de hemelen is. Want hy doet sijne sonne opgaen over boose ende goede, ende regent over rechtveerdige ende onrechtveerdige. | |
46Ga naar margenooth Want indien ghy Ga naar margenoot56 lief hebt, die u lief hebben, wat loon hebt ghy? Doen oock de tollenaers niet het selve? | |
47Ende indien ghy uwe broeders al-[kolom]leen Ga naar margenoot57 groet, wat doet ghy boven andere? Doen oock niet de tollenaers alsoo? | |
48Weest dan ghylieden volmaeckt, gelijck uw’ Vader, die in de hemelen is, volmaeckt is. |
|