Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 1r]
| |
Het Heyligh Ga naar margenoot* EUANGELIUM, Ga naar margenoot+ Na [de beschrijvinge] Ga naar margenoot++ MATTHEI. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DEN Euangelist Mattheus beschrijft in dit Boeck voornamelick twee saken: eerstelick den persoon des MESSIAE ende Middelaers JESU CHRISTI, ende daer na sijn ampt, ende hoe hy het selve aengevangen, bedient, ende uytgericht heeft. Aengaende sijnen persoon, dat hy de ware Emmanuel, waerachtigh Godt ende ware mensche is in eenen persoon: ende belangende sijne menschelicke nature, beschrijft hy sijn geslachte, ontfangenisse uyt den Heyligen Geest, ende geboorte uyt de Maget Maria, met sijnen name, Cap. 1. Dat eenige Wijse van Oosten, door een sterre van sijne geboorte onderricht zijnde, gekomen zijn om hem te aenbidden: dat Herodes daer over bevreest zijnde alle die jonge kinderen tot Bethlehem van twee jaren ende daer onder heeft laten vermoorden: doch dat CHRISTI ouders, van Godt vermaent zijnde, met dit kint na Egypten zijn ontvlucht, ende met het selve daer na gaen woonen tot Nazareth, Cap. 2. Aengaende sijn ampt, beschrijft hy hoe hy tot het selve is voorbereyt geweest, ende hoe hy het selve heeft uytgerecht. Dat Ioannes de Dooper met sijne predicatien hem den wegh heeft bereyt, ende hem gedoopt, ende dat Godt de Vader ende den H. Geest hem doe in dit ampt uyt den hemel hebben ingehuldet, Cap. 3. Dat hy door veertigh dagen vasten, ende eenen geweldigen strijt tegen de versoeckingen des duyvels daer toe voorder is bereyt. Dat hy daer na sijn ampt uytgevoert ende bedient heeft, soo in den staet sijner vernederinge, als in den staet sijner verhooginge. Dat hy in den staet sijner vernederinge bedient heeft eerst sijn Prophetisch ampt, ende tot dien eynde van Nazareth is gaen woonen tot Capernaum, leerende in de Synagogen van Galileen, ende sijne Leere met wonderwercken bevestigende, Cap. 4. Ende beschrijft een treflicke predicatie by hem op den bergh gedaen, in welcke hy aenwijst de gelucksaligheyt sijner discipelen, suyvert de wet van de valsche uytleggingen der Pharizeen, Cap. 5. Leert hoe men aelmoessen moet geven, ende bidden, ende niet te seer bekommert wesen voor het tijtlick onderhoudt, Cap. 6. sijnen naesten niet en moet oordeelen, hem wachten moet voor de valsche propheten, ende het woort Godts niet alleen hooren maer oock bewaren, Cap. 7. Dat hy melaetsche heeft gereynight, krancke genesen, onweder gestilt, ende duyvelen uytgeworpen, Cap. 8. Dat hy eenen geraeckten heeft genesen, Mattheum van den tol tot een Apostel beroepen, een vrouwe van den bloetgangh verlost, een dochterken van den dooden verweckt, eenen stommen duyvel uytgeworpen, Cap. 9. Dat hy de twaelf Apostelen voor henen heeft gesonden om te prediken, met macht om d’onreyne geesten uyt te werpen, ende last hoese haer daer in sullen dragen, Cap. 10. Dat hy van Ioannes den Dooper als hy aen hem twee discipelen gesonden hadde, een treflick getuygenisse heeft gegeven: de steden die het Euangelium niet aen en namen seer sware straffen dreyght: ende tot hem noodet alle beswaerde sondaren, Cap. 11. Dat hy sijne discipelen op den Sabbath aren pluckende heeft verantwoort: de lagen der Pharizeen ontweken is: eenen blinden ende dooven duyvel heeft uytgeworpen: de Pharizeen heeft overtuyght van de sonde tegen den Heyligen Geest, haer de eeuwige straffe verkondight, ende geleert wie sijn rechte moeder, broeder, ende suster is, Cap. 12. Dat hy de gelegentheyt van sijne gemeynte alhier, beschreven heeft door verscheydene gelijckenissen, van een zaeijer, mostaertzaet, verborgen schat, koopman, ende vischnet: dat hy in sijn vaderlant is gekomen, daer hy niet geacht wiert, Cap. 13. Verhaelt de gevangenisse ende doot Ioannis des Doopers: ende hoe CHRISTUS vijf duysent menschen heeft gespijsight met vijf brooden ende twee visschen: op het water heeft gewandelt, het onweder heeft gestilt, ende vele krancke in het lant van Genezareth genesen, Cap. 14. Sijne discipelen met ongewasschene handen etende verantwoort, leerende wat het is dat de mensche waerlick ontreynight: dat hy de dochter van een Chananeesche vrouwe verlost heeft van eenen onreynen geest, ende vier duysent mannen verzadight met seven brooden ende weynige visschen, Cap. 15. Dat hy de Pharizeen bestraft heeft over ’t eyschen van een teecken, ende sijne discipelen voor haren suerdeessem gewaerschouwt: dat Petrus van hem een treflicke belijdenisse heeft gedaen, dien hy de sleutelen des hemelrijcks belooft, dat CHRISTUS sijn lijden ende doot, als oock sijne opstandinge ende toekomste in sijne heerlickheyt heeft voorseght, Cap. 16. Dat hy op den bergh een proefstuck sijner heerlickheyt betoont heeft voor drie discipelen, ende geleert dat Ioannes de Dooper was die Elias, die komen soude: eenen maensiecken heeft genesen, sijne doot ende opstandinge wederom voorgeseght, ende schattinge betaelt, Cap. 17. Dat hy sijne discipelen vermaent heeft tot nedrigheyt: datse ergernisse moeten mijden, de quade lusten tegen staen, de kleyne niet verachten, door een gelijckenisse van een verloren schaep: hoe men een broeder die gesondight heeft moet vermanen: ende hem sijne misdaet vergeven, met een gelijckenisse van een Koningh die sijnen dienstknecht tien duysent talenten quijt schold, Cap. 18. Dat men sijne huysvrouwe niet en moet verlaten dan om hoererije: leert wien het houwelick noodigh is: zegent de kleyne kinderen: wijst een jongelingh aen wat hy doen moet soo hy het eeuwige leven door hemselven wil verkrijgen: hoe swaerlick de rijcke konnen saligh worden: ende wat loon hebben sullen de gene die alles om sijnent wille verlaten, Cap. 19. Dat hy door een gelijckenisse van arbeyders gehuert in den wijnwaert leert dat den loon van Godt uyt genade wort gegeven: sijn lijden voorseght: de moeder der | |
[Folio 1v]
| |
sonen Zebedei bestraft over haer eergierigh versoeck, ende sijne Apostelen vermaent datse niet en moeten staen na hoogheyt: twee blinde siende maeckt, Cap. 20. Dat hy sijnen Konincklicken ingangh doet binnen Jerusalem: vervloeckt eenen onvruchtbaren vijgeboom: disputeert in den tempel met de Priesters over sijne authoriteyt ende persoon, Cap. 21. Door een gelijckenisse van de genoodde ter bruyloft, leert dat in de uyterlicke gemeynte altijt huychelaers zijn, ende dat de ware lidtmaten met het geloove, als met een bruylofts kleet moeten aengedaen zijn. Dat men den Keyser cijns moeten betalen: dat men na de opstandinge niet trouwen en sal: dat de wet Godts sommierlick bestaet in Godt ende sijnen naesten lief te hebben: dat hy niet alleen een Sone maer oock een Heere Davids is, Cap. 22. Waerschouwt sijne discipelen voor de Pharizeen, datse wel aennemen moeten het gene sy uyt Mose ende de Propheten leeren, maer hare hoovaerdigheyt ende geveynstheyt niet na volgen, noch hare valsche leere aenhangen: ende verkondight den selven het eeuwige wee, soo om hare geveynstheyt, als om hare moordadigheyt, Cap. 23. Voorseght de verwoestinge des tempels ende der stadt van Jerusalem, met de teeckenen die deselve, als oock sijne tweede toekomste, sullen voorgaen: ende vermaent tot waken ende bidden, Cap. 24. door gelijckenissen van tien maeghden die de komste des bruydegoms verwachteden: ende van de dienstknechten dien de heere talenten hadde uytgedeelt om daer mede winste te doen, ende beschrijft sijne laetste toekomste ten oordeele, Cap. 25. Dat hy sijn lijden dat nu aenstaende was wederom voorseght, dat de Overste raet hielden om hem te vangen, met welcke Iudas handelt om hem over te leveren: dat hy den verrader by sijne discipelen ontdeckt: het Pascha eet met sijne discipelen, ende in plaetse des selven instelt het heyligh Avontmael: voorseght den vlucht der discipelen ende Petri versakinge. Hoe hy sijn lijden aenvanght in ’t hofken met groote benauwtheyt ende bidden: hoe hy verraden wort ende gevangen: tot Cajapham gebonden geleyt, ge-examineert, ende ter doot veroordeelt: hoe Petrus hem drie mael versaeckt, Cap. 26. Dat Iudas berouw krijght ende hemselven verhanght. Dat CHRISTUS tot Pilatum wort gebracht, die te vergeefs hem soeckt te behouden, ende eyndelick hem overlevert om gekruyst te worden: na dat hy bespot ende gegeesselt was: dat hy sijn kruys dragende geleyt wort buyten de stadt, alwaer hem sijne kleederen worden uytgetrocken ende ’t lot daer over geworpen, ende genagelt aen ’t kruys met twee moordenaren, sterft, door vele wonderteeckenen betoonende wie hy was: ende begraven wort, Cap. 27. Dat hy ten derden dage weder opstaet van den dooden ende aen eenige vrouwen ende aen sijne discipelen hemselven weder levendigh heeft getoont: welcken hy belast het Euangelium te prediken door de geheele werelt, Cap. 28. |
|