Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 117r]
| |
Iona is hier over seer verdrietigh, ende beklaeght sich des voor den Heere, vers 1, etc. die hem daer over bestraft, ende door den wonderboom onderwijst ende overtuyght, 6, etc. | |
1DAt Ga naar margenoot1 verdroot Ione [met] groot verdriet: ende Ga naar margenoot2 sijn [toorn] ontstack. | |
2Ende hy Ga naar margenoot3 badt tot den HEERE, ende seyde; Och HEERE, en was dit mijn Ga naar margenoot4 woort niet, als ick noch in mijn lant was? Ga naar margenoot5 daerom quam ick het voor, vluchtende na Tharsis: want ick wiste, dat ghy een Ga naar margenoota genadigh ende barmhertigh Godt zijt, Ga naar margenoot6 lanckmoedigh, ende groot van goedertierenheyt, ende Ga naar margenoot7 berouw hebbende over het quaet. | |
3Nu dan, HEERE, neemt doch mijne Ga naar margenoot8 ziele van my: want Ga naar margenoot9 het is my beter te sterven dan te leven. | |
5Iona nu Ga naar margenoot11 gingh ter stadt uyt, ende settede sich tegen het oosten der stadt: ende hy maeckte sich aldaer een verdeck, ende satt daer onder in de schaduwe tot dat hy sage, wat Ga naar margenoot12 van de stadt soude worden.[kolom] | |
6Ende Godt de HEERE Ga naar margenoot13 beschickte eenen Ga naar margenoot14 wonderboom, ende deed hem opschieten boven Iona, op datter Ga naar margenoot15 schaduwe mocht zijn over sijn hooft, om hem te redden van sijn Ga naar margenoot16 verdriet: Ende Iona verblijdde sich over den Ga naar margenoot17 wonderboom [met] groote blijdtschap. | |
7Maer Godt Ga naar margenoot18 beschickte eenen worm des anderen daeghs in het opgaen van den dageraet: die Ga naar margenoot19 stack den wonderboom dat hy verdorrede. | |
8Ende het geschiedde, als de sonne oprees, dat Godt eenen Ga naar margenoot20 stillen oosten wint beschickte; ende de sonne Ga naar margenoot21 stack op ’t hooft van Iona, dat hy Ga naar margenoot22 aemechtigh wert: ende hy Ga naar margenoot23 wenschte sijner ziele te mogen sterven, ende seyde, Ga naar margenoot24 ’t Is my beter te sterven dan te leven. | |
9Doe seyde Godt tot Iona; Ga naar margenoot25 Is u [toorn] billick ontsteken over den wonderboom? ende hy seyde, Billick is mijn [toorn] ontsteken Ga naar margenoot26 ter doot toe. | |
10Ende de HEERE seyde; Ghy Ga naar margenoot27 verschoont den wonderboom, aen welcken ghy niet en hebt gearbeyt, noch dien Ga naar margenoot28 groot gemaeckt: die Ga naar margenoot29 in eener nacht wert, ende in eener nacht vergingh: | |
11Ende ick en soude die groote stadt Nineve niet verschoonen? daer veel meer als Ga naar margenoot30 hondert ende twintigh duysent menschen in zijn, die geen Ga naar margenoot31 onderscheyt en weten tusschen hare rechter hant, ende hare slincker hant; daer toe veel Ga naar margenoot32 vee? | |
Eynde des Boecks JONE. |
|