Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDoor het gesichte van eenen korf met somervruchten wort afgebeelt, dat Israëls eynde was nakende, vers 1, etc. om de onderdruckinge der armen, godtloose gierigheyt, bedrieghlicken koophandel, schenderije, ende afgodisch sweeren, 4, etc. (item 14.) sweert Godt Israël d’uyterste algemeyne ruïne ende rouwe, 7. met troosteloosheyt, vermits gebreck van sijn woort, 11. | |
1DE Heere HEERE deed’my aldus Ga naar margenoot1 sien: ende siet, een Ga naar margenoot2 korf met somervruchten. | |
2Ende hy seyde; Wat siet ghy Amos? ende ick seyde, Eenen korf met somervruchten: doe seyde de HEERE tot my; Het Ga naar margenoot3 eynde is gekomen over mijn volck Israël, ick | |
[Folio 114v]
| |
en sal het voortaen niet meer Ga naar margenoot4 voor by gaen. | |
3Maer de gesangen des Ga naar margenoot5 tempels sullen Ga naar margenoot6 te dien dage huylen, spreeckt de Heere HEERE: vele doode lichamen sullender zijn, in alle Ga naar margenoot7 plaetsen sal Ga naar margenoot8 mense stilswijgens wech werpen. | |
4Hooret dit, ghy die Ga naar margenoot9 den nootdruftigen Ga naar margenoot10 opslocket: ende dat om te Ga naar margenoot11 vernielen de Ga naar margenoot12 elendige des lants: | |
5Seggende; Wanneer sal Ga naar margenoot13 de nieuwe mane over gaen, dat wy lijftocht mogen verkoopen? ende de Sabbath, dat wy Ga naar margenoot14 koorn mogen openen? verkleynende den Ga naar margenoot15 Epha, ende den Ga naar margenoot16 Sikel vergrootende, ende Ga naar margenoot17 verkeerdelick handelende Ga naar margenoota [met] bedrieghlicke weeghschalen: | |
6Dat wy de arme voor Ga naar margenootb gelt mogen Ga naar margenoot18 koopen, ende den nootdruftigen om een paer schoenen: Ga naar margenoot19 dan sullen wy Ga naar margenoot20 het kaf van het koorn verkoopen. | |
7De HEERE heeft gesworen by Iacobs Ga naar margenoot21 heerlickheyt: Ga naar margenoot22 Soo ick Ga naar margenoot23 alle hare wercken in eeuwigheyt sal vergeten! | |
8Ga naar margenoot24 Soude het lant hier over niet beroert worden? ende al wie daer in woont treuren? Ia Ga naar margenoot25 het sal geheel oprijsen als eene Ga naar margenoot26 riviere, ende het sal heen ende weder Ga naar margenoot27 gedreven ende verdroncken worden, als [door] de Ga naar margenoot28 riviere van Egypten. | |
9Ende het sal te dien dage geschieden, spreeckt de Heere HEERE, dat ick de sonne op den Ga naar margenoot29 middagh sal doen Ga naar margenoot30 ondergaen, ende het lant by Ga naar margenoot31 lichten dage verduysteren. | |
10Ende ick sal uwe feesten in rouwe, ende alle uwe liederen in weeklage veranderen, ende op alle lendenen eenen Ga naar margenoot32 sack, ende op allen hoofde Ga naar margenoot33 kaelheyt opbrengen: ende ick sal het Ga naar margenoot34 [lant] stellen in rouwe, alsser is over eenen eenigen [sone,] ende Ga naar margenoot35 des selven eynde, als eenen bitteren dagh. | |
11Siet, de dagen komen, spreeckt de Heere HEERE, dat ick eenen honger Ga naar margenoot36 in ’t lant sal senden: niet eenen honger na broot, noch dorst na water, maer om te hooren de Ga naar margenoot37 woorden des HEEREN. | |
12Ende sy sullen swerven van zee tot zee, ende van ’t Noorden tot het Ga naar margenoot38 Oosten: sy sullen omloopen om het woort des HEEREN te soecken, maer en sullen ’t niet vinden. | |
13Te dien dage sullen de schoone jonckvrouwen, ende de jongelingen, van dorst Ga naar margenoot39 versmachten: | |
14Die daer sweeren by de Ga naar margenoot40 schult van Samaria, ende seggen; [Soo waerachtigh als] [kolom] uwe Godt Ga naar margenoot41 van Dan leeft; ende, de Ga naar margenoot42 wegh van Ga naar margenootc Ber-Seba leeft: ende sy sullen vallen, ende niet weder Ga naar margenoot43 opstaen. |
|