Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDoor de gelijckenisse van ’t hout des wijnstocks, voorseyt Godt Ierusalem de uyterste ruïne, van wegen alle hare boosheyt. | |
1ENde des HEEREN woort geschiedde tot my, seggende: | |
2Menschen kint, wat is het Ga naar margenoot1 hout des wijnstocks Ga naar margenoot2 meer, dan alle hout, Ga naar margenoot3 [ofte] de wijnrancke [meer dan] dat onder het hout eenes woudts is? | |
3Wort daer van hout genomen, om een stuck wercks te maken? Ga naar margenoot4 neemt men daer van Ga naar margenoot5 een pinne, om eenigh vat daer aen te hangen? | |
4Siet, het wort den vyere over gegeven, Ga naar margenoot6 op dattet verteert worde: het vyer verteert Ga naar margenoot7 beyde sijne eynden, ende sijn middelste wort verbrant: Ga naar margenoot8 soudet deugen tot een stuck wercks? | |
5Siet, doe het geheel was, en wiert het tot geen stuck wercks gemaeckt: hoe veel te min als het vyer dat verteert heeft, soo dat het verbrant is, sal het dan noch tot een stuck wercks gemaeckt worden? | |
6Daerom, alsoo seyt de Heere HEERE; Gelijck als Ga naar margenoot9 het hout des wijnstocks is onder Ga naar margenoot10 het hout des woudts, ’t welck ick den vyere over geve, op dattet verteert worde: alsoo sal ick de inwoonderen Ierusalems over geven. | |
7Want ick sal mijn aengesichte tegens hen setten; als sy van het Ga naar margenoot11 [een] vyer uyt gaen, sal het [ander] vyer haer verteeren: ende ghy sullet weten, dat ick de HEERE ben, als ick mijn aengesichte tegens hen gestelt sal hebben. [kolom] | |
8Ende ick sal het lant woest maken; om datse Ga naar margenoot12 swaerlick overtreden hebben, spreeckt de Heere HEERE. |
|