Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijHananja propheteert valschelick tegen Ieremia, vers 1, etc. waer tegen sich Ieremia verdedight, 5. Hananja verbreeckt het jock van den hals Ieremie, 10. die een yseren, door Godts last, in des selven plaetse maeckt, met wederhalinge sijner Prophetie, ende aensegginge des doots aen Hananja, in den selven jare, gelijck hy oock daer in sterf, 12. | |
1VOorts geschiede het in ’t Ga naar margenoot1 selve jaer, in het begin des Koninckrijcks van Zedekia Koningh van Iuda, in het Ga naar margenoot2 vierde jaer, in de vijfde maent, [dat] Ga naar margenoot3 Hananja, sone van Ga naar margenoot4 Azur, de Ga naar margenoot5 Propheet, die van Ga naar margenoot6 Gibeon was, tot my sprack, in den huyse des HEEREN, voor de Ga naar margenoot7 oogen der Priesteren ende des gantschen volcks, seggende: | |
2Soo spreeckt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls, seggende: Ick hebbe het jock des Koninghs van Babel verbroken. | |
3In noch Ga naar margenoota twee Ga naar margenoot8 volle jaren, sal ick tot dese plaetse weder brengen alle de vaten van het huys des HEEREN; die Nebucadnezar, de Koningh van Babel, uyt dese plaetse heeft wech genomen, ende deselve [na] Babel gebracht. | |
4Oock sal ick Iechonia, den sone van Iojakim, Koningh van Iuda, ende alle die gevangelick Ga naar margenoot9 wech gevoert zijn van Iuda, die te Babel gekomen zijn, tot dese plaetse weder brengen, Ga naar margenoot10 spreeckt de HEERE: want ick sal het jock des Koninghs van Babel verbreken. | |
5Doe sprack de Propheet Ieremia tot den Propheet Hananja: voor de Ga naar margenoot11 oogen der Priesteren, ende voor de oogen des gantschen volcks, die in het huys des HEEREN stonden. | |
6Ende de Propheet Ieremia seyde; Ga naar margenoot12 Amen, de HEERE doe alsoo: de HEERE bevestige uwe woorden, die ghy gepropheteert hebt, dat hy de vaten van Ga naar margenoot13 des HEEREN huys, ende alle die gevangelick zijn Ga naar margenoot14 wech gevoert, van Babel weder brenge tot dese plaetse. | |
7Maer Ga naar margenoot15 hoort nu dit woort, dat ick spreke voor uwe ooren; ende voor de ooren des gantschen volcks. | |
8De Propheten, die voor my ende voor u van oudts geweest zijn; die hebben Ga naar margenoot16 tegen vele landen ende tegen Ga naar margenoot17 groote Koninckrijcken gepropheteert, van krijgh, ende van Ga naar margenoot18 quaet, ende van pestilentie. | |
[Folio 47r]
| |
9Ga naar margenoot19 De Propheet, die gepropheteert sal hebben van vrede; als het woort van dien Prophete Ga naar margenoot20 komt, [dan] sal die Propheet bekent worden, dat hem de HEERE in der waerheyt gesonden heeft. | |
10Doe nam de Propheet Hananja Ga naar margenoot21 het jock van den halse des Propheten Ieremia: ende hy verbrack het. | |
11Ende Hananja sprack voor de Ga naar margenoot22 oogen des gantschen volcks, seggende; Soo seyt de HEERE; Alsoo sal ick verbreken het jock Nebucadnezars des Koninghs van Babel, in noch twee Ga naar margenoot23 volle jaren, Ga naar margenoot24 van den halse aller der volcken; Ende de Propheet Ieremia Ga naar margenoot25 gingh sijns weeghs. | |
12Doch des HEEREN woort geschiedde tot Ieremia, (na dat de Propheet Hananja het jock van den halse des Propheten Ieremia verbroken hadde) seggende: | |
13Gaet henen ende spreeckt tot Hananja, seggende; Soo seyt de HEERE; Houtene Ga naar margenoot26 jocken hebt Ga naar margenoot27 ghy verbroken: nu sult Ga naar margenoot28 ghy in plaetse van dien ysere jocken maken. | |
14Want soo seyt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls; Ick heb een yseren jock gedaen aen den hals van alle dese volcken, om Nebucadnezar den Koningh van Babel te dienen, ende sy sullen hem dienen: ja ick heb hem oock het Ga naar margenootb Ga naar margenoot29 gedierte des velts gegeven. | |
15Ende de Propheet Ieremia seyde tot den Propheet Hananja; Hoort nu Hananja: de HEERE en heeft u niet gesonden, maer ghy hebt gemaeckt dat dit volck op leugen vertrouwt. | |
16Daerom, soo seyt de HEERE; Siet ick sal u Ga naar margenoot30 wech werpen, van den aerdbodem: dit jaer sult ghy sterven, om dat ghy eenen Ga naar margenootc Ga naar margenoot31 afval gesproken hebt tegen den HEERE. | |
|