Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Propheet voorseyt den geluckigen ende heerlicken stant der Christelicke Kercke, vers 1, etc. die van Christo sal getrouwt worden, 4. ende hy salse met getrouwe wachters versorgen, 6. ende haer ruste ende vrede geven, 8. ende haer door de bekeeringe der Heydenen vermeerderen, 10. | |
1Ga naar margenoot1 OM Ga naar margenoot2 Zions wille, en sal ick Ga naar margenoot3 niet swijgen, ende om Ierusalems wille, en sal ick Ga naar margenoot4 niet stille zijn: tot dat Ga naar margenoot5 hare gerechtigheyt Ga naar margenoot6 voort kome als een glantz, ende haer heyl als een fackel die brant. | |
2Ende de Heydenen sullen Ga naar margenoot7 uwe gerechtigheyt sien; ende alle Koningen uwe heerlickheyt: ende ghy sult met Ga naar margenoota Ga naar margenoot8 eenen nieuwen name genoemt worden, welcken des HEEREN mont Ga naar margenoot9 uytdruckelick noemen sal. | |
3Ende Ga naar margenoot10 ghy sult een cierlicke kroone zijn Ga naar margenoot11 in de hant des HEEREN, ende Ga naar margenoot12 eenen Konincklicken hoet in de hant uwes Godts. | |
4Tot u en sal niet meer geseyt worden, Ga naar margenoot13 de Verlatene, ende tot u lant en sal niet meer geseyt worden, Ga naar margenoot14 het Verwoeste; maer ghy sult genoemt worden, Ga naar margenoot15 Mijn lust is aen haer, ende Ga naar margenoot16 u lant, Ga naar margenoot17 het Getrouwde: want de HEERE heeft eenen lust aen u, ende Ga naar margenoot18 u lant sal getrouwt worden.[kolom] | |
5Want [gelijck] een jongelingh eene jonckvrouwe trouwt: [alsoo] sullen uwe kinderen Ga naar margenoot19 u trouwen: ende [gelijck] de bruydegom vrolick is over de bruyt, [alsoo] sal Ga naar margenoot20 uw’ Godt over u vrolick zijn. | |
6Ga naar margenoot21 O Ierusalem, ick hebbe Ga naar margenoot22 wachters op uwe mueren bestelt, die gedurighlick al den dagh, ende al den nacht Ga naar margenoot23 niet en sullen swijgen: Ga naar margenoot24 O ghy die des HEEREN doet gedencken, Ga naar margenoot25 en laet geen stilswijgen by u-lieden wesen. | |
7Ende en swijght niet stille Ga naar margenoot26 voor hem, tot dat hy bevestige, ende tot dat hy Ierusalem stelle Ga naar margenoot27 een lof op aerden. | |
8Ga naar margenoot28 De HEERE heeft gesworen Ga naar margenoot29 by sijne rechterhant, ende Ga naar margenoot30 by den arm sijner sterckte: Ga naar margenoot31 Indien ick Ga naar margenoot32 u koorn meer sal geven Ga naar margenoot33 [tot] spijse voor uwe vyanden, ende indien Ga naar margenoot34 de vreemde sullen drincken uwen most daer aen ghy gearbeyt hebt! | |
9Maer Ga naar margenoot35 die het insamelen sullen, die sullen het eten, ende sy sullen den HEERE prijsen: ende Ga naar margenoot36 die hem vergaderen sullen, die sullen hem drincken Ga naar margenoot37 in de voorhoven mijnes heylighdoms. | |
10Ga naar margenootb Gaet door, gaet door, door de poorten, Ga naar margenoot38 bereyt den wegh des volcks: verhooght, verhooght Ga naar margenoot39 een bane, Ga naar margenoot40 ruymt de steenen wech, Ga naar margenoot41 steeckt een baniere om hooge tot de volckeren. | |
11Siet de HEERE Ga naar margenoot42 heeft doen hooren, tot aen het eynde der aerde, Segget Ga naar margenoot43 der dochter Zions, Siet, Ga naar margenoot44 u heyl komt: siet, Ga naar margenoot45 sijn loon is met hem, ende Ga naar margenoot46 sijn arbeytsloon is voor sijn aengesichte. | |
12Ende sy sullen Ga naar margenoot47 se noemen Ga naar margenoot48 het heylige volck, Ga naar margenoot49 de verloste des HEEREN: ende Ga naar margenoot50 ghy sult genoemt worden, Ga naar margenoot51 de Gesochte, Ga naar margenoot52 de Stadt die niet verlaten en is. |
|