Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijChristus noodight alle verslagene van herten tot de genietinge sijner weldaden, vers 1. Godt de Vader betuyght waer toe hy Christum gesonden hebbe, 4. Namelick, om de Heydenen te roepen, 5. wat het ampt aller bekeerden zy, 6. Godt belooft dat hy den selven sijne genade ende zegen rijckelick geven wil, 10. tot verheuginge aller creaturen, 12. | |
1Ga naar margenoot1 O Ga naar margenoota Ga naar margenoot2 Alle ghy dorstige, komt Ga naar margenoot3 tot de wateren, ende ghy Ga naar margenoot4 die geen [kolom] gelt en hebt, komt koopt ende Ga naar margenoot5 etet, ja Ga naar margenoot6 komt koopt sonder gelt, ende sonder prijs Ga naar margenoot7 wijn ende melck. | |
2Ga naar margenoot8 Waerom weeght ghylieden gelt uyt Ga naar margenoot9 voor het gene dat geen broot en is? ende Ga naar margenoot10 uwen arbeyt Ga naar margenoot11 voor het gene dat niet verzadigen en kan? Ga naar margenoot12 Hooret aendachtelick na my, ende Ga naar margenoot13 etet het goede, ende laet uwe ziele in vettigheyt haer verlusten. | |
3Ga naar margenoot14 Neyght uw’ oore, ende komt tot my, hoort, ende Ga naar margenoot15 uwe ziele sal leven: want ick sal met u een eeuwigh verbont Ga naar margenoot16 maken, Ga naar margenoot17 [ende Ga naar margenootb u geven] de gewisse weldadigheden Ga naar margenoot18 Davids. | |
4Siet, Ga naar margenoot19 ick hebbe Ga naar margenoot20 hem Ga naar margenoot21 [tot] een getuyge der volcken gegeven, eenen Vorst, ende Ga naar margenoot22 gebieder der volcken. | |
5Siet, Ga naar margenoot23 ghy sult een volck roepen, Ga naar margenoot24 dat ghy niet en kendet, ende Ga naar margenoot25 het volck dat u niet en kende, Ga naar margenoot26 sal tot u loopen, om des HEEREN uwes Godts wille, ende Ga naar margenoot27 om des Heyligen Israёls wille, Ga naar margenoot28 want hy heeft u verheerlickt. | |
6Soeckt den HEERE Ga naar margenoot29 terwijle hy te vinden is: roept hem aen terwijle dat hy na by is. | |
7De godtloose verlate sijnen wegh, ende de Ga naar margenoot30 ongerechtige man sijne gedachten: ende hy bekeere sich tot den HEERE, soo sal hy hem sijner ontfermen: ende tot onsen Godt, want hy Ga naar margenoot31 vergeeft menighvuldelick. | |
8Ga naar margenoot32 Want mijne gedachten en zijn niet u-lieder gedachten, ende uwe wegen en zijn niet mijne wegen, spreeckt de HEERE. | |
9Want Ga naar margenoot33 [gelijck] de Hemelen hooger zijn als de aerde: alsoo zijn mijne wegen hooger als uwe wegen, ende mijne gedachten dan u-lieder gedachten. | |
10Want gelijck de regen ende de sneeuw van den Hemel neder daelt, ende derwaerts niet weder en keert; maer doorvochtight de aerde, ende maeckt dat Ga naar margenoot34 sy voort brenge ende uyt spruyte, ende zaet geve den zaeijer, ende broot den eter: | |
11Alsoo sal Ga naar margenoot35 mijn woort, dat uyt mijnen monde uyt gaet, [oock] zijn, het en sal Ga naar margenoot36 niet ledigh tot my weder keeren: maer het sal doen het gene dat my behaeght, ende het sal Ga naar margenoot37 voorspoedigh zijn Ga naar margenoot38 [in] het gene waer toe ick het sende. | |
12Want in blijdtschap sult ghylieden Ga naar margenoot39 uyt trecken, ende met vrede voort geleyt worden: Ga naar margenoot40 de bergen ende heuvelen sullen geschal maken [met] vrolick gesangh, voor u aengesichte, ende Ga naar margenootc alle boomen des velts sullen de handen t’samen klappen. | |
[Folio 27v]
| |
boom op gaen; voor een distel sal een myrtenboom op gaen: ende Ga naar margenoot42 het sal den HEERE wesen tot eenen name, tot Ga naar margenoot43 een eeuwigh teecken, [dat] niet uytgeroeyt en sal worden. |
|