Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijAlle dingh is ydelheyt ende onruste, soo ten aensien der menschen selfs, als ten aensien der dingen, die in de werelt geschieden, zijnde al te samen onbestendigh, verganckelick, ende vol bekommernisse, versen 1, 2, etc. Dit bewijst de Prediker met sijn eygen exempel, 12. | |
2Ga naar margenoot2 Ydelheyt der ydelheden, seyt de Prediker, ydelheyt der ydelheden, Ga naar margenoota Het is Ga naar margenoot3 al ydelheyt. | |
3Ga naar margenoot4 Wat Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 voordeel heeft de mensche van al sijnen Ga naar margenoot6 arbeyt, dien hy arbeydet Ga naar margenoot7 onder de sonne? | |
4Ga naar margenoot8 Het een geslachte gaet, ende het ander [kolom] geslachte komt, Ga naar margenootc maer de aerde Ga naar margenoot9 staet in der eeuwigheyt. | |
5Ga naar margenoot10 Oock rijst de sonne op, ende de sonne gaet onder, ende Ga naar margenoot11 sy hijght na hare plaetse, daer sy oprees. | |
6Ga naar margenoot12 Sy gaet na ’t Zuyden, ende sy gaet omme Ga naar margenoot13 na het Noorden: de wint gaet Ga naar margenoot14 steeds omgaende, ende Ga naar margenoot15 de wint keert weder tot syne ommegangen. | |
7Ga naar margenootd Alle de Ga naar margenoot16 beken gaen in de zee, nochtans en wort de zee Ga naar margenoot17 niet vol: na de plaetse Ga naar margenoot18 daer de beken henen gaen, derwaerts Ga naar margenoot19 gaende keeren sy weder. | |
8Alle dese dingen Ga naar margenoot20 worden [soo] moede, dat het niemant Ga naar margenoot21 soude kunnen uytspreken: de ooge en wort niet verzadight met | |
[Folio 292v]
| |
sien, noch de oore en wort niet vervult van hooren. | |
9Ga naar margenoote ’t Gene datter geweest is, het selve salder zijn: ende ’t gene datter gedaen is, het selve salder gedaen worden: soo datter Ga naar margenoot22 niet nieuws en is onder de sonne. | |
10Is ’er eenigh dingh, daer van men soude kunnen seggen, Siet dat, ’t is nieuw? Ga naar margenoot23 het is alreets geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn. | |
11Ga naar margenoot24 Daer en is geen gedachtenisse van de voorgaende dingen: ende van de navolgende dingen die zijn sullen, van deselve en sal oock geen gedachtenisse zijn by de gene die namaels wesen sullen. | |
13Ende ick begaf mijn herte om met wijsheyt te ondersoecken, ende na te speuren Ga naar margenoot26 al watter geschiet onder den hemel: dese Ga naar margenoot27 moeijelicke besigheyt heeft Godt den kinderen der menschen gegeven, Ga naar margenoot28 om haer daer in te bekommeren. | |
14Ick sagh alle de wercken aen, die onder de sonne geschieden: ende siet, het was al ydelheyt, ende Ga naar margenoot29 quellinge des geestes. | |
15Het kromme Ga naar margenoot30 en kan niet recht gemaeckt worden: ende Ga naar margenoot31 het gene dat ontbreeckt, en kan niet getelt worden. | |
16Ick sprack met mijn herte, seggende, Siet, Ga naar margenoot32 ick hebbe wijsheyt vergroott ende vermeerdert, boven alle die voor my te Ierusalem geweest zijn: ende mijn herte heeft veel wijsheyts ende wetenschaps Ga naar margenoot33 gesien, | |
17Ende Ga naar margenoot34 ick begaf mijn herte om wijsheyt ende wetenschap te weten: onsinnigheden ende dwaesheyt: ick ben gewaer geworden, dat oock dit Ga naar margenoot35 een quellinge des geestes is. | |
18Want in veel wijsheyt Ga naar margenoot36 is veel Ga naar margenoot37 verdriets: ende Ga naar margenoot38 die wetenschap Ga naar margenoot39 vermeerdert, die vermeerdert Ga naar margenoot40 smerte. |
|