Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Psalmist vermaent alle geloovige tot lof en dancksegginge Godes van wegen sijne goedertierenheyt, macht, ende wijsheyt, blijckende aen de scheppinge der werelt, ende verlossinge Israëls uyt Egypten, ende veel andre weldaden. | |
1Ga naar margenoot1 LOvet den HEERE, want hy is goet: want sijne goedertierenheyt Ga naar margenoot2 is in der eeuwigheyt. | |
4Dien die alleen groote wonderen doet: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
5Dien Ga naar margenoota die de hemelen Ga naar margenoot5 met verstant gemaeckt heeft: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
6Ga naar margenootb Dien die d’aerde Ga naar margenoot6 op het water uytgespannen heeft: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
7Dien Ga naar margenootc die de groote lichten heeft gemaeckt: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
[Folio 273r]
| |
8Ga naar margenootd De sonne tot heerschappije Ga naar margenoot7 in den dagh: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
9De mane ende sterren tot heerschappije in de nacht: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
10Ga naar margenoote Dien die Ga naar margenoot8 de Egyptenaers geslagen heeft in hare eerstgeborene: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
11Ende heeft Ga naar margenoot9 Israël Ga naar margenootf uyt het midden van hen uytgebracht: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt: | |
12Ga naar margenoot10 Met eene stercke hant, ende Ga naar margenootg met eenen uytgestreckten arm: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
13Dien,Ga naar margenooth die Ga naar margenoot11 de schelfzee Ga naar margenoot12 in deelen deelde: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
14Ende voerde Israël door het midden van deselve: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
15Ga naar margenooti Hy heeft Pharao met sijn heyr Ga naar margenoot13 gestort in de schelfzee: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
16Ga naar margenootk Die Ga naar margenoot14 sijn volck Ga naar margenoot15 door de woestijne geleyt heeft: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
17Ga naar margenootl Die Ga naar margenoot16 groote Koningen geslagen heeft: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
18Ende heeft Ga naar margenoot17 heerlicke Koningen gedoot: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
19Sihon den Amoritischen Koningh: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
20Ga naar margenootm Ende Og den Koningh Ga naar margenoot18 van Basan: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
21Ende heeft Ga naar margenoot19 haer lant Ga naar margenootn ten erve gegeven: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
22Ten erve Ga naar margenoot20 sijnen knecht Israël: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
23Die aen ons Ga naar margenoot21 gedacht heeft Ga naar margenoot22 in onse nederigheyt: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
24Ende hy heeft ons onsen tegenpartijders Ga naar margenoot23 ontruckt: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
25Die Ga naar margenoot24 allen vleesche Ga naar margenoot25 spijse geeft: want sijne goedertierenheyt is in der eeuwigheyt. | |
|