Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe dienaren des Heeren worden vermaent Godt te loven voor sijne goedertierenheyt die hy Israël bewesen heeft, als oock ten aensien sijner almachtigheyt, met een tegenstellinge van de ydelheyt der afgoden, ende der gener diese maken, ende op deselve vertrouwen. | |
2Die ghy Ga naar margenoot2 staet Ga naar margenoot3 in het Huys des HEEREN, Ga naar margenoot4 in de voorhoven des Huyses onses Godts. | |
3Looft den HEERE, want de HEERE is goet: psalmsinght sijnen name, want Ga naar margenoot5 hy is lieflick.[kolom] | |
4Want de HEERE heeft sich Ga naar margenoot6 Iacob verkoren: Ga naar margenoot7 Israël Ga naar margenoota tot sijn eygendom. | |
5Want ick weet dat de HEERE groot is: ende dat onse Heere Ga naar margenoot8 boven alle Ga naar margenoot9 goden is. | |
6Al wat den HEERE behaeght, doet hy, in de hemelen, ende op de aerde, in de zeen, ende alle afgronden. | |
7Hy Ga naar margenootb doet dampen opklimmen Ga naar margenoot10 van het eynde der aerde: Ga naar margenoot11 Hy maeckt de blicksemen Ga naar margenoot12 met den regen: Hy brenght den wint Ga naar margenoot13 uyt sijne schatkameren voort. | |
8Ga naar margenootc Die d’eerstgeborene Ga naar margenoot14 van Egypten sloegh, Ga naar margenoot15 van den mensche aen tot het vee toe. | |
9Ga naar margenootd Hy sondt teeckenen ende wonderen in het midden van u, O Egypten: tegen Pharao, ende tegen alle sijne knechten. | |
11Sihon den Koningh der Amoriten, ende Ga naar margenoot17 Og den Koningh van Basan: ende Ga naar margenoot18 alle de Koninckrijcken van Canaan. | |
13O HEERE, uwen name Ga naar margenoot19 is in eeuwigheyt: HEERE, Ga naar margenoot20 Ga naar margenootg uwe gedachtenisse is van geslachte tot geslachte. | |
14Ga naar margenooth Want Ga naar margenoot21 de HEERE sal sijn volck Ga naar margenoot22 richten, ende Ga naar margenoot23 ’t sal hem berouwen over sijne knechten. | |
15Ga naar margenooti De Ga naar margenoot24 afgoden der Heydenen Ga naar margenoot25 zijn silver ende gout: een werck van menschen handen. | |
16Sy hebben eenen mont, maer en spreken niet: sy hebben oogen, maer en sien niet. | |
18Dat diese maken, hen gelijck worden, [ende] al wie op haer vertrouwt. | |
19Ga naar margenoot27 Ghy huys Israëls, lovet den HEERE: Ga naar margenoot28 Ghy huys Aarons lovet den HEERE. | |
20Ghy huys van Levi, lovet den HEERE: ghy die den HEERE vreest, lovet den HEERE. | |
21Gelooft zy de HEERE uyt Zion, die te Ierusalem woont, Halelu-Iah. |
|