Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid verblijdt sich over den welstant des Huyses ofte der Kercke Godes te Ierusalem, wenschende dat het lange dueren moge. | |
1Ga naar margenoot1 EEn Liedt Hammaaloth, van David: Ick verblijde my in de gene die tot my seggen: Wy sullen Ga naar margenoot2 in ’t Huys des HEEREN gaen: | |
4Waer henen Ga naar margenoot5 de stammen Ga naar margenoot6 opgaen, de stammen des HEEREN, Ga naar margenoot7 [tot] het getuygenisse Ga naar margenoot8 Israëls, om den name des HEEREN te dancken. | |
5Want Ga naar margenoot9 daer zijn Ga naar margenoot10 de stoelen des gerichts gesett, de stoelen des huyses Davids. | |
6Ga naar margenoot11 Biddet om de vrede van Ierusalem: wel moetense varen die Ga naar margenoot12 u beminnen. | |
8Om mijner Ga naar margenoot15 broederen, ende mijner vrienden wille, sal Ga naar margenoot16 ick nu spreken, Vrede zy in u. | |
9Om Ga naar margenoot17 des Huyses des HEEREN onses Godts wille, sal Ga naar margenoota ick het goede voor u soecken. |
|