Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijMose lovende Godes voorsichtigheyt ende macht, beschrijft de swackheyt, elende, ende kortheyt des menschelicken levens: Godt biddende, dat hy hem, ende alle menschen deselve recht leere kennen. | |
1Ga naar margenoot1 EEn gebedt Mosis Ga naar margenoot2 des mans Godes. Heere, ghy zijt ons geweest een Ga naar margenoot3 toevlucht Ga naar margenoot4 van geslachte tot geslachte. | |
2Ga naar margenoot5 Eer de bergen geboren waren, ende ghy de aerde ende de werelt voort gebracht haddet: ja van eeuwigheyt tot eeuwigheyt zijt ghy Godt. | |
3Ghy doet den mensche Ga naar margenoot6 weder keeren tot verbrijselinge: ende seght, Ga naar margenoot7 Keert weder ghy menschen kinderen. | |
4Ga naar margenoot8 Want duysent jaren zijn in uwe oogen, als de dagh van gisteren, als hy voorby gegaen is: ende Ga naar margenoot9 [als] eene nachtwake. | |
5Ga naar margenoot10 Ghy overstroomtse, sy zijn [gelijck] eenen slaep: Ga naar margenoot11 in den morgenstont zijnse gelijck het gras [dat] verandert. | |
6In den morgenstont bloeyt het, ende Ga naar margenoot12 het verandert: des avonts wort het afgesneden, ende het verdorret. | |
7Want wy vergaen Ga naar margenoot13 door uwen toorn: ende door uwe grimmigheyt worden wy verschrickt. | |
8Ghy stelt onse ongerechtigheden voor u: onse Ga naar margenoot14 heymelicke [sonden] Ga naar margenoot15 in het licht uwes aenschijns. | |
9Want alle onse dagen Ga naar margenoot16 gaen henen door uwe verbolgentheyt: wy brengen onse jaren door, Ga naar margenoot17 als een gedachte. | |
10Aengaende de dagen onser jaren, daer in zijn Ga naar margenoot18 seventigh jaer: of soo wy Ga naar margenoot19 seer sterck zijn, tachtentigh jaer: ende Ga naar margenoot20 het uytnemenste van dien, Ga naar margenoot21 is moeyte ende verdriet: want het wort snellick afgesneden, ende wy vliegen daer henen. | |
11Ga naar margenoot22 Wie kent de sterckte uwes toorns, ende uwe verbolgentheyt Ga naar margenoot23 na dat ghy te vreesen zijt? | |
[Folio 262v]
| |
len, Ga naar margenoot25 dat wy Ga naar margenoot26 een wijs herte bekomen. | |
13Keert weder HEERE, Ga naar margenoot27 tot hoe lange? ende Ga naar margenoot28 het berouwe u Ga naar margenoot29 over uwe knechten. | |
14Verzadight ons Ga naar margenoot30 in den morgenstont met uwe goedertierenheyt, soo sullen wy juychen; ende verblijdt zijn Ga naar margenoot31 in alle onse dagen. | |
15Verblijdt ons Ga naar margenoot32 na de dagen [in dewelcke] ghy ons gedruckt hebt: [na] de jaren [in dewelcke] wy het quaet Ga naar margenoot33 gesien hebben. | |
16Laet Ga naar margenoot34 u werck aen uwe knechten Ga naar margenoot35 gesien worden, ende Ga naar margenoot36 uwe heerlickheyt Ga naar margenoot37 over hare kinderen. | |
17Ende Ga naar margenoot38 de lieflickheyt des HEEREN onses Godts zy over ons: ende Ga naar margenoot39 bevestight ghy het werck onser handen over ons: ja het werck onser handen bevestight dat. |
|