Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijEen gebedt des Propheten, stellende voor oogen de aenvechtingen, ende menighvuldige swarigheden die hy geleden heeft: leerende alle geloovige, dat sy haer in tegenspoet tot Godt sullen keeren, ende van hem troost verwachten. | |
1Ga naar margenoot1 EEn Ga naar margenoot2 Liedt, een Psalm voor de kinderen Korah, voor den Oppersanghmeester, op Ga naar margenoot3 Machalath Leannoth: Ga naar margenoot4 Een onderwijsinge Ga naar margenoot5 Hemans des Ezrahiters. | |
2O HEERE Ga naar margenoot6 Godt mijns heyls: Ga naar margenoot7 by dage, by nachte roepe ick voor u. | |
4Want mijne ziele is Ga naar margenoot9 der tegenheden satt, ende Ga naar margenoot10 mijn leven raeckt tot aen het Ga naar margenoot11 graf. | |
5Ick ben gereeckent met de gene die in den kuyl neder dalen: ick ben geworden als een man die krachteloos is: | |
6Ga naar margenoot12 Afgesondert onder de doode, gelijck de verslagene, die in ’t graf liggen, die ghy niet meer Ga naar margenoot13 en gedenckt, ende sy zijn afgesneden van uwe hant. | |
8Uwe grimmigheyt Ga naar margenoot15 leyt op my: Ghy hebt [my] neder gedruckt Ga naar margenoot16 met alle uwe baren, Sela! | |
9Mijne bekende hebt ghy verre van my gedaen, ghy hebt my hen Ga naar margenoot17 tot eenen grooten grouwel gestelt: Ga naar margenoot18 ick ben besloten, ende en kan niet uyt komen. | |
10Mijn’ ooge treurt van wegen verdruckinge: HEERE, ick roepe tot u Ga naar margenoot19 den gantschen dagh: ick strecke Ga naar margenoot20 mijne handen uyt tot u. | |
11Ga naar margenoot21 Sult ghy wonder doen aen de doode? ofte sullen de overledene Ga naar margenoot22 opstaen? sullense u loven? Sela! | |
12Sal uwe goedertierenheyt in het graf vertelt worden? uwe getrouwigheyt Ga naar margenoot23 in het verderf? | |
13Ga naar margenoot24 Sullen uwe wonderen bekent worden Ga naar margenoot25 in de duysternisse? ende uwe gerechtigheyt in Ga naar margenoot26 het lant der vergetenheyt? | |
14Maer ick, HEERE, roepe tot u: ende mijn gebedt komt u voor in den morgenstont. | |
[Folio 261v]
| |
ghy mijne ziele? [ende] verberght u aenschijn voor my? | |
16Ga naar margenoot28 Van der jeught aen ben ick bedruckt ende Ga naar margenoot29 dootbrakende: ick drage Ga naar margenoot30 uwe vervaernissen: Ga naar margenoot31 ick ben twijfelmoedigh. | |
17Ga naar margenoot32 Uwe hittige toornigheden gaen over my: Ga naar margenoot33 uwe verschrickingen Ga naar margenoot34 doen my vergaen. | |
19Ghy hebt vrient ende metgeselle verre van my gedaen: mijn bekende Ga naar margenoot36 zijn [in] duysternisse. |
|