Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid van de Ziphiten by Saul verraden zijnde, bidt Godt om bescherminge, ende rechtveerdige straffe sijner vyanden, met vertrouwen van verhooringe, ende belofte van danckbaerheyt. | |
1EEn’ Ga naar margenoot1 onderwijsinge Davids: voor den Oppersanghmeester, op Ga naar margenoot2 Neginoth. | |
2Ga naar margenoota Als de Ziphiters gekomen waren, ende tot Saul geseyt hadden: Ga naar margenoot3 En verberght sich David niet by ons? | |
3O Godt, verlost my door uwen Ga naar margenoot4 naem, ende doet my Ga naar margenoot5 recht door uwe macht. | |
4O Godt, hoort mijn gebedt: neyght de ooren tot de redenen mijnes monts. | |
5Want Ga naar margenoot6 vreemde staen tegen my op, ende tyrannen Ga naar margenoot7 soecken mijne ziele: Ga naar margenootb Sy en Ga naar margenoot8 stellen Godt niet voor hare oogen, Ga naar margenoot9 Sela! | |
6Siet, Godt is my een helper: de Heere is Ga naar margenoot10 onder de gene die mijne ziele ondersteunen. | |
7Hy sal dit quaet mijnen verspiederen vergelden: roeytse uyt Ga naar margenoot11 door uwe waerheyt. | |
8Ick sal u met Ga naar margenoot12 vrywilligheyt offeren: Ick sal uwen naem, O HEERE, loven, Ga naar margenootc Ga naar margenoot13 want hy is goet. | |
9Want hy heeft my geredt uyt alle benauwtheyt: ende mijn’ ooge heeft gesien Ga naar margenoot14 op mijne vyanden. |
|