Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Propheet beschrijft het vertrouwen ende den sekeren staet der Kercke onder de bescherminge des Heeren, die hy aen haer met eene wonderbare verlossinge bewesen hadde: vermanende eenen yederen om dit werck Godts, ende andere dergelijcke, te betrachten, tot grootmakinge sijns heyligen naems. | |
1EEn Ga naar margenoot1 liedt op Ga naar margenoot2 Alamoth: voor den Ga naar margenoot3 Oppersanghmeester, onder de Ga naar margenoot4 kinderen van Korah. | |
2Godt is ons eene toevlucht, ende sterckte: hy is Ga naar margenoot5 krachtelick Ga naar margenoot6 bevonden eene hulpe in benauwtheden. | |
3Daerom sullen wy niet vreesen, al veranderde Ga naar margenoot7 de aerde [hare plaetse,] ende al wierden de bergen verset in het Ga naar margenoot8 herte van de zeen: | |
4Laet Ga naar margenoot9 hare wateren bruysen, laetse Ga naar margenoot10 beroert worden: Laet de bergen daveren, door Ga naar margenoot11 der selver verheffinge, Ga naar margenoot12 Sela! | |
5De Ga naar margenoot13 beeckskens der Ga naar margenoot14 riviere, sullen verblijden de Ga naar margenoot15 stadt Godes; Ga naar margenoot16 het heylighdom der wooningen des Alderhooghsten. | |
6Godt is in ’t midden van Ga naar margenoot17 haer, sy en sal niet wanckelen; Godt salse helpen in het Ga naar margenoot18 aenbreken des morgenstonts. | |
7De Heydenen raesden, de Koninckrijcken beweeghden sich; Ga naar margenoot19 hy verhief sijne Ga naar margenoot20 stemme, de aerde Ga naar margenoot21 versmolt. | |
8De HEERE der Ga naar margenoot22 heyrscharen is met ons: De Godt Iacobs is ons een hoogh vertreck, Sela! | |
10Die d’oorlogen doet ophouden tot aen het eynde der Ga naar margenoot24 aerden, den boge verbreeckt, ende de spiesse ontwee slaet; de wagenen met vyer verbrant. | |
11Ga naar margenoot25 Latet af, ende wetet, dat ick Godt ben; Ick sal verhooght worden onder de Ga naar margenoot26 Heydenen, Ick sal verhooght worden op der aerden. | |
12De HEERE der Ga naar margenoot27 heyrscharen is met ons; De Godt Iacobs is ons een hoogh vertreck, Sela! | |
[Folio 250r]
| |
|