Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid bidt om recht tegen sijne wreede ende arghlistige vyanden: klaeght Godt sijnen noot, begeert genadige vervullinge sijner beloften, ende richt sijne verslagene ziele op door geloove ende vertrouwen. | |
[Folio 249r]
| |
van het ongoedertieren volck, van den Ga naar margenoot2 man des bedroghs ende des onrechts. | |
2Want ghy zijt de Godt mijner sterckte; waerom verstoot ghy my [dan?] waerom ga ick steeds Ga naar margenoota Ga naar margenoot3 in’t swart, van wegen des vyants onderdruckinge? | |
3Sendt u Ga naar margenoot4 licht, ende uwe Ga naar margenoot5 waerheyt, dat die my leyden; datse my brengen tot den Ga naar margenoot6 bergh uwer heyligheyt, ende tot uwe Ga naar margenoot7 wooningen: | |
4Ende dat ick inga tot Godts Ga naar margenoot8 altaer, tot den Godt Ga naar margenoot9 des blijdtschaps mijner verheuginge, ende u met de harpe love, O Godt, mijn Godt! | |
5Ga naar margenootb Ga naar margenoot10 Wat buyght ghy u neder, O mijne ziele, ende wat zijt ghy onrustigh in my? hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven; hy is de Ga naar margenoot11 menighvuldige verlossinge mijns aengesichts, ende mijn Godt. |
|