Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid stelt in sijn eygen persoon, als in eenen spiegel, voor oogen, de gelucksaligheyt van een oprecht kint Godes, soo in het lichamelicke, als in ’t geestelicke, onder het lieflick beleyt ende de herderlicke voorsorge sijns genadigen Godts, in den oppersten Herder der zielen, onsen Heere Iesu Christo. | |
[Folio 243v]
| |
2Hy doet my Ga naar margenoot1 neder liggen in Ga naar margenoot2 grasige weyden; hy voert my Ga naar margenoot3 sachtkens aen seer Ga naar margenoot4 stille wateren. | |
3Hy Ga naar margenoot5 verquickt mijne ziele; hy leydt my in’t Ga naar margenoot6 spoor der gerechtigheyt, om sijns naems wille. | |
4Ga naar margenootb Al gingh ick oock in een dal der Ga naar margenoot7 schaduwe des doots, ick en soude geen quaet vreesen, want ghy zijt Ga naar margenoot8 met my; uwen stock, ende uwen Ga naar margenoot9 staf, die vertroosten my. | |
5Ghy richt de Ga naar margenoot10 tafel toe voor mijn aengesichte, Ga naar margenoot11 tegen over mijne tegenpartijders; Ghy Ga naar margenoot12 maeckt mijn hooft vet met Ga naar margenoot13 olie, mijn Ga naar margenoot14 beker is overvloeijende. | |
6Immers sullen my het goede ende de Ga naar margenoot15 weldadigheyt volgen alle de dagen mijns levens; ende ick sal in het Huys des HEEREN Ga naar margenoot16 blijven in Ga naar margenoot17 lenghte van dagen. |
|