Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid, vernemende de spotterijen sijner vervolgeren, die haer tijtverdrijf maeckten van sijn droevigh vluchten ende swerven, neemt toevlucht tot Godt, ende verklaert sijn geloove van Godts voorsichtigheyt, die beyde, vromen ende godtloosen, siet, proeft, ende richten sal. | |
1[EEn Psalm] Davids, voor den Ga naar margenoot1 Oppersanghmeester. Ick betrouwe op den HEERE; hoe seght Ga naar margenoot2 ghylieden tot mijne ziele; Swerft henen [na] u-lieder geberghte, [als] een Ga naar margenoot3 vogel? | |
2Ga naar margenoot4 Want, siet, de godtloose spannen den boge, sy schicken hare pijlen op de peze, om in Ga naar margenoot5 donckeren te schieten na de oprechte van herten. | |
3Sekerlick de Ga naar margenoot6 fondamenten worden [kolom] omgestooten: wat heeft de rechtveerdige bedreven? | |
4De HEERE is in het Ga naar margenoot7 palleys sijner heyligheyt, des HEEREN throon is in den hemel; sijne oogen aenschouwen, sijne oogenleeden Ga naar margenoot8 proeven de menschen kinderen. | |
5De HEERE Ga naar margenoot9 proeft den rechtveerdigen; maer den godtloosen, ende dien die gewelt lief heeft, haett sijne Ga naar margenoot10 ziele. | |
6Hy sal op de godtloose regenen Ga naar margenoot11 stricken, Ga naar margenoot12 vyer, ende swevel, ende een geweldige stormwint sal het Ga naar margenoot13 deel hares bekers zijn. | |
7Want de HEERE is rechtveerdigh, hy heeft Ga naar margenoot14 gerechtigheden lief; sijn aengesicht Ga naar margenoot15 aenschouwt den Ga naar margenoot16 oprechten. |
|