Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijIob verdedight sijn onschult tegen sijne vrienden, vers 1, etc. bewijst dat hy geen godtloos hypocrijt en was, 7. hy bekent, ende staet toe, dat de godtloose hier oock somtijts van Godt gestraft worden, het welck hy noyt geloochent en hadde, 11, etc. | |
1ENde Iob Ga naar margenoot1 gingh voort sijne Ga naar margenoot2 spreucke op te heffen, ende seyde: | |
2[Soo waerachtich als] Godt leeft, Ga naar margenoot3 die mijn recht wech genomen heeft; ende de Almachtige, die mijne ziele heeft Ga naar margenoot4 bitterheyt aengedaen; | |
3Soo lange als mijnen Ga naar margenoot5 adem in my sal zijn, ende het Ga naar margenoot6 geblaes Godts in mijne neuse; | |
4Indien mijne lippen onrecht sullen spreken, ende indien mijne tonge bedrogh Ga naar margenoot7 sal uytspreken. | |
5Ga naar margenoot8 Het zy verre van my, dat ick u-lieden Ga naar margenoot9 rechtveerdigen soude: Ga naar margenoot10 tot dat ick den geest sal gegeven hebben, en sal ick Ga naar margenoot11 mijne oprechtigheyt van my niet wech doen. | |
6Aen mijne Ga naar margenoot12 gerechtigheyt sal ick vast houden, ende en salse niet laten varen: mijn herte Ga naar margenoot13 en sal [die] niet versmaden Ga naar margenoot14 van mijne dagen. | |
7Mijn vyant Ga naar margenoot15 zy als de godtloose; ende die hem tegen my opmaeckt, als de verkeerde. | |
8Ga naar margenoota Want wat is de verwachtinge des Ga naar margenoot16 huychelaers, als hy sal gierigh geweest zijn; wanneer Godt sijne ziele sal Ga naar margenoot17 uyttrecken? | |
9Ga naar margenootb Sal Godt Ga naar margenoot18 sijn geroep hooren, als benauwtheyt over hem komt? | |
10Sal hy sich verlustigen in den Almachtigen? sal hy Godt aenroepen t’aller tijt? | |
11Ick sal u-lieden leeren Ga naar margenoot19 van de hant Godts: dat by den Almachtigen is, en sal ick niet verhelen. | |
12Siet, ghy selve alle Ga naar margenoot20 hebt’et gesien: ende waerom wort ghy dus door Ga naar margenoot21 ydelheyt Ga naar margenoot22 verydelt? | |
13Ga naar margenootc Dit Ga naar margenoot23 is het deel des godtloosen menschen by Godt; ende de erve der tyrannen, [die] sy van den Almachtigen ontfangen sullen. | |
14Indien Ga naar margenoot24 sijne kinderen vermenighvuldigen, Ga naar margenootd het is Ga naar margenoot25 ten sweerde: ende sijne Ga naar margenoot26 spruyten en sullen Ga naar margenoot27 van broot niet verzadiget worden. | |
15Sijne Ga naar margenoot28 overgeblevene sullen Ga naar margenoot29 in de doot begraven worden: ende Ga naar margenoote sijne weduwen en sullen Ga naar margenoot30 niet weenen. | |
16Soo hy silver opgehoopt sal hebben, als stof: ende kleedinge bereyt, als leem: | |
17Hy salse bereyden, Ga naar margenootf maer de rechtveerdige salse aentrecken: ende de onschuldige sal het silver deelen. | |
18Ga naar margenoot31 Hy bouwt sijn huys als eene motte; ende als een Ga naar margenoot32 hoeder de hutte maeckt. | |
19Ga naar margenootg Rijck light hy Ga naar margenoot33 neder, ende en wort niet Ga naar margenoot34 wech genomen: Ga naar margenoot35 doet hy sijne oogen open, soo en is hy’er niet. | |
20Ga naar margenooth Verschrickingen sullen hem Ga naar margenoot36 als wateren aengrijpen: Ga naar margenoot37 ’s nachts sal hem Ga naar margenoot38 een wervelwint wech stelen. | |
21De Ga naar margenoot39 ooste wint sal hem wech voeren, dat hy henen gaet: ende sal hem wech stormen Ga naar margenoot40 uyt sijne plaetse. | |
22Ende [Godt] sal Ga naar margenoot41 [dit] over Ga naar margenoot42 hem werpen, ende niet sparen: van sijne hant sal hy Ga naar margenoot43 snellick vlieden. | |
23Ga naar margenoot44 [Een yeder] sal over hem met sijne Ga naar margenoot45 handen klappen: ende Ga naar margenoot46 over hem fluyten uyt Ga naar margenoot47 sijne plaetse. |
|