Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 209r]
| |
Het boeck NEHEMIA. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
NEHEMIA (zijnde de schencker des Persischen Koninghs Arthahsastha, des tweeden, die met dien naem in Godts woort vermelt wort) verstaen hebbende den ellendigen toestant sijns volcks, mitsgaders der stadt, mueren ende poorten van Jerusalem, vernedert sich daer over met vasten ende bidden voor den Heere. Versoeckt daer op by goede gelegentheyt, ende verkrijght van den Koningh, dat hy hem als sijnen Stadthouder ofte Gouverneur sendt na Jerusalem, met last ende commissie om aldaer eenen sekeren tijt te resideeren, ende alles weder op te bouwen, ende in goede ordre te brengen. Het welcke Nehemia, met eenen bysonderen yver van Godts eere gedreven zijnde, seer getrouwelick, wijslick, Godtvruchtighlick ende bestandighlick uytvoert, overwinnende vele swarigheden ende beletselen, die hem in dit heyligh werck van den satan zijn voorgeworpen, soo door de omliggende vyanden van buyten, als door de valsche broeders ende huychelaers van binnen, die met den vyant correspondeerden. Verlost oock de gemeynte van den swaren overlast der rijcken; ende den publijcken Godtsdienst met sonderlinge religieusheyt, vasten ende bidden, verricht, mitsgaders een sterck verbont met Godt van nieuws opgericht zijnde, versorght hy de stadt Jerusalem met genoeghsaem getal van inwoonders, verdeylende de reste van het volck in hare woonplaetsen. Ende na dat hy sijn gouvernement twaelf jaren loflick bedient hadde, vertreckt hy weder tot den Koningh Arthahsastha, in het drie ende dertighste jaer sijns Koninckrijcks, ende wort na eenigen tijt weder van den Koningh geschickt na Jerusalem, alwaer hy verscheyden abuysen, die in sijn afwesen waren ingekropen, met groote kloeckmoedigheyt afschaft, ende alles reformeert. Dit boeck heeft den naem van Nehemia, om dat daer in begrepen is, wat onder sijn gouvernement in het Joodsche lant geschiet is, ende om dat het van hemselven, door ingeven van Godts Geest, beschreven is, als in verscheyden plaetsen deses boecks klaerlick is te sien. [kolom] |
|