Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijAhazia wort Koningh in sijns vaders plaetse, vers 1, etc. volght de sonden van het huys Achabs, 3. besoeckt Ioram den Koningh Israëls, die kranck was, 6. wort uyt dese occasie omgebracht van Iehu, 8. Athalia gedoot hebbende al het Konincklicke zaet van ’t huys Iuda, uytgenomen Ioas, dien sijne moeije Iosabath versteken hadde, treckt haer het regiment aen, 10. | |
1Ga naar margenoota ENde de inwoonders van Ierusalem maeckten Ga naar margenoot1 Ahazia sijnen Ga naar margenoot2 kleynsten sone Koningh in sijne plaetse: want Ga naar margenoot3 eene bende die met de Arabiers in het leger gekomen was, hadde alle de Ga naar margenoot4 eerste gedoot: Ahazia dan de sone Iorams des Koninghs van Iuda regeerde. | |
2Ga naar margenoot5 Twee en veertigh jaer was Ahazia oudt, doe hy Koningh wert, ende hy regeerde Ga naar margenoot6 een jaer te Ierusalem: ende de naem sijner moeder was Athalia, een Ga naar margenoot7 dochter van Omri. | |
3Hy wandelde Ga naar margenoot8 oock in de wegen van het huys Achabs: want sijne moeder was sijne raetgeefster, om godtlooselick te handelen. | |
4Ende hy dede dat quaet was in de oogen des HEEREN, gelijck het Ga naar margenoot9 huys Achabs: want sy waren sijne raetgevers, na de doot sijns vaders, hem ten Ga naar margenoot10 verderve. | |
5Hy wandelde Ga naar margenoot11 oock in haren raet, Ga naar margenootb ende toogh henen met Ioram den sone Achabs, den Koningh Israëls tot den strijt, tegen Hazaël den Koningh van Syrien, by Ga naar margenoot12 Ramoth in Gilead: ende de Syriers sloegen Ioram. | |
6Ende hy keerde weder om sich te laten genesen te Ga naar margenoot13 Iizreël, want Ga naar margenoot14 [hy hadde] wonden, die men hem by Rama geslagen hadde, als hy streedt tegen Hazaël den Koningh van Syrien: ende Ga naar margenoot15 Azaria de sone Iorams, des Koninghs van Iuda quam af, om Ioram den sone Achabs te Iizreël te besien; want hy was kranck. | |
7De Ga naar margenoot16 vertredinge nu van Ahazia was Ga naar margenoot17 van Godt, Ga naar margenoot18 dat hy tot Ioram quam: want als hy gekomen was, toogh hy met Ioram uyt tot Iehu den sone van Nimsi, den welcken de HEERE Ga naar margenoot19 gesalft hadde, om het huys Achabs uyt te roeijen. | |
8Soo geschiedde’t, als Iehu Ga naar margenoot20 oordeel uytvoerde tegen het huys Achabs, dat hy de Vorsten van Iuda, ende de Ga naar margenoot21 sonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vondt, Ga naar margenootc ende die doodde. [kolom] | |
9Ga naar margenootd Daer na Ga naar margenoot22 socht hy Ahazia, ende sy kregen hem, (want hy was versteken in Samaria,) ende sy brachten hem tot Iehu, ende sy doodden hem, ende Ga naar margenoot23 begroeven hem; want sy seyden, Hy is de sone Iosaphats, die den HEERE Ga naar margenoot24 met sijn gantsche herte gesocht heeft: Soo en hadde het huys Ahazia niemant, Ga naar margenoot25 die kracht behielt tot het Koninckrijcke. | |
10Ga naar margenoot26 Doe Athalia de moeder van Ahazia sagh, dat haer soon doot was, soo maeckte sy haer op, ende bracht om al Ga naar margenoot27 het Konincklicke zaet van het huys Iuda. | |
11Maer Ga naar margenoot28 Iosabath de dochter Ga naar margenoot29 des Koninghs, nam Ga naar margenoot30 Ioas den sone van Ahazia, ende stal hem uyt het midden van des Koninghs sonen, die gedoodet werden, ende settede hem, ende sijne Ga naar margenoot31 voedster in eene Ga naar margenoot32 slaepkamer: Soo verberghde hem Iosabath de dochter des Koninghs Iorams de huysvrouwe des Priesters Ga naar margenoot33 Iojada; (want sy was de suster van Ahazia) voor Athalia, datse hem niet en doodde. | |
12Ende hy was by Ga naar margenoot34 hen versteken in het Huys Godts ses jaren; ende Athalia regeerde over Ga naar margenoot35 het lant. |
|