Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijAlsoo Rehabeam de wet des Heeren verlaet, wort hy bekrijght van Sisak den Koningh van Egypten, vers 1, etc. sich met sijne Vorsten verootmoedigende, wort behouden in sijn Koninckrijcke, 5. maer berooft van de schatten des tempels, ende sijns Konincklicken huyses, 9. Hy laet kopere schilden maken, in de plaetse van de goudene, die Sisak gerooft hadde, 10. Om wat oorsake Godt Iuda, ende Ierusalem noch eenighsins verschoont heeft, 12. Rehabeams regeeringe, ende doot, 13. Abia sijn sone wert Koningh, 16. | |
1Ga naar margenoota HEt geschiedde nu, Ga naar margenoot1 als Rehabeam het Koninckrijcke bevestight hadde, ende hy sterck geworden was, dat hy Ga naar margenoot2 de wet des HEEREN verliet, ende Ga naar margenoot3 gantsch Israël met hem. | |
2Daerom geschieddet in Ga naar margenootb het vijfde jaer des Koninghs Rehabeams, dat Ga naar margenoot4 Sisak de Koningh van Egypten tegen Ierusalem optoogh; (want sy Ga naar margenoot5 hadden overtreden tegen den HEERE.) | |
3Met duysent, ende twee hondert wagenen, ende met sestigh duysent ruyteren: ende des volcks en was geen getal, dat met hem quam uyt Egypten, Ga naar margenoot6 Lybiers, Ga naar margenoot7 Suchiten, ende Ga naar margenoot8 Mooren: | |
4Ende hy nam de Ga naar margenoot9 vaste steden in, die Iuda hadde: ende hy quam tot Ierusalem toe. | |
5Doe quam Ga naar margenoot10 Semaja de Propheet tot Rehabeam ende de Overste van Iuda, die tot Ierusalem versamelt waren, Ga naar margenoot11 uyt oorsake van Sisak: ende hy seyde tot hen; Alsoo seyt de HEERE: Ghy hebbet my verlaten, daerom hebbe ick u oock verlaten in de hant van Sisak. | |
6Doe Ga naar margenoot12 verootmoedighden sich de Overste Ga naar margenoot13 Israëls, ende de Koningh; ende sy seyden, de HEERE is rechtveerdigh. | |
7Als nu de HEERE sagh, datse hen verootmoedighden, geschiedde het woort des HEEREN tot Semaia, seggende: Sy hebben hen verootmoediget, ick en salse niet verderven; maer ick sal hen Ga naar margenoot14 in korten Ga naar margenoot15 ontkominge geven, dat mijne grimmigheyt over Ierusalem door de hant van Sisak Ga naar margenoot16 niet en sal uytgegoten worden. | |
8Doch sy sullen Ga naar margenoot17 hem tot knechten zijn; Ga naar margenoot18 op datse onderkennen mijnen dienst, ende den dienst van de Ga naar margenoot19 Koninckrijcken der landen. | |
9Soo toogh Sisak de Koningh van Egypten op tegen Ierusalem, ende hy nam de Ga naar margenoot20 schatten van het Huys des HEEREN, ende de schatten van het huys des Koninghs wech; Ga naar margenoot21 hy nam alles wech: hy nam oock alle de gouden schilden wech, die Salomo Ga naar margenootc gemaeckt hadde. | |
10Ende de Koningh Rehabeam maeckte in plaetse van die, kopere schilden: ende hy beval [die] onder de hant der Overste Ga naar margenoot22 der trauwanten, die de deure van het huys des Koninghs bewaerden. | |
11Ende ’t geschiedde, soo wanneer de Koningh in ’t Huys des HEEREN gingh, dat de trauwanten quamen, ende Ga naar margenoot23 die droe[kolom]gen, ende die weder brachten in der trauwanten Ga naar margenoot24 wachtkamer. | |
12Ende als Ga naar margenoot25 hy sich verootmoedighde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, op dat hy [hem] niet ten uytersten toe en verdorve: oock waren in Iuda noch Ga naar margenoot26 goede dingen. | |
13Soo versterckte sich de Koningh Rehabeam in Ierusalem, ende regeerde: Ga naar margenootd want Rehabeam was een en veertigh jaer oudt, als hy Koningh wert, ende hy regeerde seventien jaer in Ierusalem, de stadt, die de HEERE uyt alle stammen Israëls Ga naar margenoote verkoren hadde, om Ga naar margenoot27 sijnen name daer te setten: ende sijns moeders naem was, Naama, eene Ammonitische. | |
14Ende hy dede dat quaet was, dewijle hy Ga naar margenoot28 sijn herte niet en richtede, om den Ga naar margenoot29 HEERE te soecken. | |
15De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste, ende de laetste, zijn die niet geschreven in de Ga naar margenoot30 woorden van Ga naar margenoot31 Semaja den Propheet, ende Ga naar margenoot32 Iddo den Siender, Ga naar margenoot33 verhalende de geslacht-registeren: Ga naar margenoot34 daer toe de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams Ga naar margenoot35 in alle [hare] dagen? | |
16Ende Rehabeam ontsliep met sijne vaderen, ende wert begraven in de stadt Davids: ende sijn soon Ga naar margenoot36 Abia wert Koningh in sijne plaetse. |
|