Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavids laetste bevel aen de Vorsten, vers 1, etc. Ende aen Salomo, aengaende het onderhouden aller geboden Godes, ende by namen der opbouwinge des tempels, 9. Hy geeft Salomo een voorbeelt van het gantsche gebouw, mitsgaders aller vaten daer toe gehoorende, 14. Korte wederhalinge der vermaninge Davids aen Salomo, 20. | |
1Ga naar margenoot1 DOe vergaderde David te Ierusalem alle Overste van Israël, de Overste der stammen, ende Ga naar margenoot2 de Overste der verdeelingen den Koningh dienende, ende de Overste der duysenden, ende de Overste der honderden, ende de Overste van alle have, ende vee des Koninghs, ende Ga naar margenoot3 sijner sonen, met Ga naar margenoot4 de kamerlingen ende de helden, ja allen kloecken heldt. | |
2Ende de Koningh David Ga naar margenoot5 stont op sijne voeten, ende hy seyde, Hoort my mijne broeders, ende mijn volck, Ick hadde in mijn herte Ga naar margenoot6 een Huys der ruste voor de Arke des verbonts des HEEREN te bouwen, ende voor den Ga naar margenoot7 voetbanck der voeten onses Godts, ende ick hebbe gereetschap gemaeckt om te bouwen. | |
3Ga naar margenoota Maer Godt heeft tot my geseyt, Ghy en sult mijnen name geen Huys bouwen: want ghy zijt een krijghsman, ende ghy hebt Ga naar margenoot8 veel bloets vergoten. | |
4Nu heeft my de HEERE de Godt Israëls verkoren uyt mijnes vaders gantsche huys, dat ick tot Koningh over Israël wesen soude Ga naar margenoot9 in eeuwigheyt, want hy heeft Ga naar margenoot10 Iuda tot eenen Voorganger verkoren, ende mijnes vaders huys in het huys Iuda: ende onder de sonen mijnes vaders heeft hy een welgevallen aen my gehadt, Ga naar margenootb dat hy my ten Koningh maeckte over gantsch Israël. | |
5Ende uyt alle mijne sonen (want de HEERE heeft my veel sonen gegeven) soo heeft hy mijnen sone Salomo verkoren, dat hy sitten soude op den stoel des Koninckrijcks des HEEREN over Israël. | |
[Folio 187r\Gaven tot den bouw des--tempels.]
| |
sone Salomo, die sal mijn huys, ende mijne voorhoven bouwen: want ick hebbe hem my uytverkoren tot eenen sone, ende Ga naar margenootd ick sal hem tot eenen vader zijn. | |
7Ende ick sal sijn Koninckrijcke bevestigen tot Ga naar margenoot11 in eeuwigheyt: Indien hy sterck wesen sal om mijne geboden ende mijne rechten te doen, Ga naar margenoot12 gelijck te desen dage. | |
8Nu dan, voor de oogen des gantschen Israëls, de gemeynte des HEEREN, ende voor de ooren onses Godts, Ga naar margenoot13 houdet ende soecket alle de geboden des HEEREN uwes Godts: op dat ghylieden dat goede lant erffelick besittet, ende uwen kinderen na u tot in eeuwigheyt doet erven. | |
9Ende ghy, mijn sone Salomo, kent Ga naar margenoot14 den Godt uwes vaders, ende dient hem met een volkomen herte, ende met eene willige ziele: want Ga naar margenoote de HEERE doorsoeckt alle herten, ende hy verstaet Ga naar margenoot15 al het gedichtsel der gedachten: indien ghy hem soeckt, hy sal van u gevonden worden: maer indien ghy hem verlaett, hy sal u tot in eeuwigheyt verstooten. | |
10Siet nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat ghy een Huys ten Heylighdom bouwet, weest sterck, Ga naar margenoot16 ende doet het. | |
11Ende David gaf sijnen sone Salomo een Ga naar margenoot17 voorbeelt des voorhuyses, met sijne behuysingen, ende sijne schatkameren, ende sijne opperzalen, ende sijne binnenkameren, ende van het huys Ga naar margenoot18 des versoendecksels, | |
12Ende een voorbeelt van alles dat Ga naar margenoot19 by hem Ga naar margenoot20 door den Geest was, [namelick] van de voorhoven des Huyses des HEEREN, ende van alle kameren rontom: Ga naar margenoot21 tot de schatten des Huyses Godes, ende tot de schatten der heylige dingen, | |
13Ende Ga naar margenoot22 van de verdeylingen der Priesteren ende der Leviten, ende van alle werck des dienstes van ’t Huys des HEEREN, ende van alle vaten des dienstes van het Huys des HEEREN. | |
14Ga naar margenoot23 Het gout [gaf hy] na het goutgewichte, tot alle vaten Ga naar margenoot24 van elcken dienst: [oock silver] tot alle silveren vaten by gewichte, tot alle de vaten Ga naar margenoot24 van elcken dienst. | |
15Ende het gewichte tot de goudene kandelaers, ende hare goudene lampen, na het gewichte Ga naar margenoot25 eenes yegelicken kandelaers, ende sijner lampen: oock tot de silveren kandelaers na het gewichte eenes kandelaers ende sijner lampen, na den dienst eenes yegelicken kandelaers. | |
16Oock [gaf hy] het gout na het gewichte Ga naar margenoot26 tot de tafelen der toerichtinge, Ga naar margenoot27 tot elcke tafel: ende het silver tot de silveren tafelen. | |
17Ende louter gout tot de krauwelen, ende tot Ga naar margenoot28 de sprenghbeckens, ende tot de schotelen: ende tot goudene bekers, het gewichte Ga naar margenoot29 tot elcken beker: desgelijcks tot silveren bekers, tot elcken beker het gewichte. | |
18Ende tot den reuck-altaer geloutert gout in gewichte: ende gout tot het voorbeelt Ga naar margenoot30 des wagens [te weten] der Cherubim, die [de vleugels] souden uytbreyden, ende de Arke des verbonts des HEEREN overdecken. | |
19Dit alles Ga naar margenoot31 heeft men my [seyde Da-[kolom]vid] Ga naar margenoot32 by geschrifte te verstaen gegeven van de hant des HEEREN, [te weten] alle de wercken deses voorbeelts. | |
20Ende David seyde tot sijnen sone Salomo, Ga naar margenootf Weest sterck, ende hebt goeden moedt, ende doet het, en vreest niet noch en weest niet verslagen: want de HEERE Godt, mijn Godt, sal met u zijn, hy en sal u niet begeven, noch hy en sal u niet verlaten, tot dat ghy al het werck ten dienste des Huyses des HEEREN sult volbracht hebben. | |
21Ende siet, daer zijn de verdeylingen der Priesteren ende der Leviten tot allen dienste des Huyses Godes: ende by u zijn tot allen wercke allerley vrywillige, met wijsheyt tot allen dienste, oock de Vorsten, ende het gantsche volck, [bereyt] tot alle uwe Ga naar margenoot33 bevelen. |
|