Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 132r]
| |
Het Tweede Boeck SAMUELS. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
IN dit Boeck zijn beschreven de geschiedenissen, na Sauls doot, onder de Konincklicke regeeringe van David. Ende wort daer in aen d’eene zijde seer levendigh voor oogen gestelt de onbegrijplicke genade ende weldadigheyt Godes aen David bewesen, niet alleen in het tijtlicke ende lichamelicke, mits dat hy hem tot troost sijns volcks, na veel lijdens, door sijne Godtlicke bestieringe, tot het Konincklicke ampt, eerst over Juda, daer na over gantsch Israël heeft verheven, ende voorts met menighte van sonen begaeft, item met kloecke Officieren, ende vele dappere Krijghshelden ondersteunt, hem met heroïcke dapperheyt verçiert, sijn Koninckrijck bevestight, vermeerdert ende uytgebreyt, ende hem seer vele ende wonderlicke victorien tegen alle sijne uytlantsche ende inlantsche vyanden verleent heeft: Maer insonderheyt oock in het geestelicke ende eeuwige: hem regeerende door den Geest des geloofs ende der kintschap, der Prophetie, uytnemende Godtsdienstigheyt ende Godtvruchtigheyt, wijsheyt, rechtveerdigheyt, goedertierenheyt, nedrigheyt, lijdsaemheyt, ende andere seer loflicke deughden, die doorgaens in sijne actien ende regeeringe gebleken zijn: doende hem daer en boven (by occasie, dat hy Godt een huys wilde bouwen) die uytermaten heerlicke beloften van het geestelick, hemelsch, ende eeuwigh Koninckrijck des MESSIAE, onses Heeren ende Salighmakers JESU CHRISTI, die uyt sijnen zade (na den vleesche) soude voort komen, ende tot wiens voorbeelt Godt hem, mitsgaders sijnen sone ende successeur Salomo, gestelt heeft. Daer en tegen worden aen d’ander zijde oock niet verswegen, maer wel omstandighlick beschreven de sware sonden, met dewelcke dese voortreflicke knecht ende man Godts, sich somtijts tegen sijnen weldadigen Godt, door de verleydinge des satans ende swackheyt sijns vleeschs, verloopen heeft, specialick in de sake van Uria den Hethiter, ende die hooghmoedige tellinge des volcks: waer over hy wel met hertelick leetwesen van Godt is begenadigt, doch evenwel met scherpe roeden, tot sijn eygen ende der Kercken beste, getuchtight: als, met groot verdriet ende hertzeer, dat hy aen sijn kinderen, vrouwen, ende onderdanen heeft moeten beleven, ende bysonderlick met die grouwelicke ende seer perijckeleuse conspiratie ende rebellije sijns soons Absaloms, voor welcken hy in sijne oude dagen heeft moeten vluchten. Hoewel hem de HEERE in dese ende alle andere nooden noyt en heeft velaten, noch van sijn aengesichte verstooten, ja selfs met een heyligh vertrouwen ende gedult gesterckt, ende altijt eene goede uytkomste verleent. Tot een klaer bewijs, dat hy een getrouw ende heyligh Godt is, die niet tegenstaende de menighvuldige gebreken ende onweerdigheyt sijner kinderen, sijn genaden-verbont getrouwelick onderhoudt, maer ondertusschen hare sonden geensins en billickt noch voor goet kent. Dit Boeck begrijpt de historie van omtrent veertigh jaren, Cap. 5. vers 4. Namelick, van ’t begin des Koninckrijcks Davids, tot aen het eynde van dien, alsoo de laetste conspiratie sijns soons Adonia, mitsgaders sijn doot, in dit boeck niet en zijn beschreven, maer in het begin van ’t volgende eerste Boeck der Koningen. |
|