Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDe Israëliten worden van de Philistijnen geslagen, vers 1, etc. De sonen Sauls mede, 2. Saul wort gewondt, 3. hy valt in sijn eygen sweert, 4. soo doet sijn wapendrager oock, 5. Saul [kolom] sterft: sijn drie sonen, sijn wapendrager, ende sijn volck komt om, 6. de andere vluchten, verlatende de steden, 7. De Philistijnen snijden Sauls hooft af, 8. ende sy stellen sijne wapenen in het huys van Astaroth, ende hangen sijn lichaem op den muer te Bethsan, 10. Die van Iabes nemen het lichaem Sauls, ende sijner sonen af, ende brandense, 12. ende begraven hare beenderen, 13. | |
1DE Philistijnen Ga naar margenoot1 dan streden tegen Israël: ende de mannen Israëls vloden voor het aengesichte der Philistijnen, ende vielen Ga naar margenoot2 verslagen op ’t geberghte Gilboa. | |
2Ende de Philistijnen hielden dicht op Saul, ende sijne sonen, ende de Philistijnen sloegen Ionathan, ende Ga naar margenoot3 Abinadab, ende Malchi Sua, de sonen Sauls. | |
3Ende de strijt wert swaer tegen Saul, ende de mannen die met den boge schieten, Ga naar margenoot4 troffen hem aen, ende Ga naar margenoot5 hy vreesde seer voor de schutters. | |
4Doe seyde Saul tot sijnen wapendrager: Treckt u sweert uyt, ende doorsteeckt my daer mede, dat misschien dese onbesnedene niet en komen, ende my doorstecken, ende Ga naar margenoot6 met my den spot drijven: maer sijn wapendrager en wilde niet, want hy vreesde seer: doe nam Saul het sweert, ende Ga naar margenoot7 viel daer in. | |
5Doe sijn wapendrager sagh dat Saul doot was: soo viel hy oock in sijn sweert ende sterf met hem. | |
6Alsoo sterf Saul, ende sijne drie sonen, ende sijn wapendrager, oock Ga naar margenoot8 alle sijne mannen te dien selven dage te gelijcke. | |
7Als de mannen Israëls, die aen dese zijde Ga naar margenoot9 des dals waren, ende die aen dese zijde der Iordane waren, sagen dat de mannen Israëls gevloden waren, ende dat Saul ende sijne sonen doot waren: soo verlieten sy de steden, ende sy vloden: doe quamen de Philistijnen ende Ga naar margenoot10 woonden daer in. | |
8Het geschiedde nu Ga naar margenoot11 des anderen daeghs, als de Philistijnen quamen om de verslagene te plunderen, soo vonden sy Saul, ende sijne drie sonen, liggende op ’t geberghte Gilboa. | |
9Ende sy hieuwen sijn hooft af, ende sy togen sijne wapenen uyt, ende sy Ga naar margenoot12 sondense in der Philistijnen lant rontom, Ga naar margenoot13 om te Ga naar margenoota boodschappen in het huys harer Ga naar margenoot14 afgoden, ende onder den volcke. | |
10Ende sy leyden sijne wapenen in het huys van Ga naar margenoot15 Astharoth: ende sijn lichaem hechtten sy Ga naar margenoot16 aen den muer te Ga naar margenoot17 Beth-san. | |
11Als Ga naar margenoot18 de inwoonders van Iabes in Gilead daer van hoorden, wat de Philistijnen Saul gedaen hadden: | |
12Soo maeckten haer op alle strijtbare mannen, ende gingen den geheelen nacht, ende sy namen het lichaem Sauls, ende de lichamen sijner sonen van den muer te Beth-san: ende sy quamen te Iabes, ende Ga naar margenoot19 branddense aldaer. | |
13Ende sy namen hare beenderen, ende begroevense Ga naar margenoot20 onder ’t geboomte te Iabes: ende Ga naar margenoot21 sy vasteden seven dagen. | |
Eynde des eersten Boecks Samuels. |
|