Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijSamuel stelt sijn sonen tot Richters over Israël, vers 1, etc. hare namen, 2. Sy en zijn niet oprecht in de bedieninge hares ampts, 3. Daerom begeert het volck eenen Koningh, 4. Dit mishaeght Samuel, hy draeght het den Heere voor, 6. Het mishaeght oock den Heere, doch beveelt dat hy ’t volck sal hooren, 7. Ende dat hy het selve sal voordragen de harde regeeringe der Koningen, 9. ’t welck Samuel doet, 10, 11, etc. Doch het volck blijft vaste by sijn vorige begeerte, 19. Godt beveelt Samuel, dat men het volck hare begeerte inwillige, 22. [kolom] | |
1’t GEschiedde nu, doe Samuel oudt geworden was, soo stelde hy sijne sonen tot Ga naar margenoot1 Richters over Israël. | |
2Sijnes eerstgeborenen soons name nu was Ga naar margenoot2 Ioël, ende de name sijnes tweeden was Abia, sy waren Richters te Ga naar margenoot3 Berseba. | |
3Doch sijne sonen en wandelden niet in sijne wegen, maer sy neyghden haer Ga naar margenoot4 tot Ga naar margenoota de gierigheyt, ende namen geschencken, ende Ga naar margenoot5 bogen het recht. | |
4Doe vergaderden sich alle Oudtste van Israël: ende sy quamen tot Samuel te Rama: | |
5Ende sy seyden tot hem, Siet Ga naar margenoot6 ghy zijt oudt geworden, ende uwe sonen en wandelen niet in uwe wegen: Ga naar margenootb soo settet nu eenen Koningh over ons, om ons Ga naar margenoot7 te richten, gelijck Ga naar margenoot8 alle de volckeren [hebben]. | |
6Maer Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 dit woort was quaet in de oogen Samuels, als sy seyden, Geeft ons eenen Koningh, om ons te richten: ende Samuel Ga naar margenoot10 badt den HEERE aen. | |
7Doch de HEERE seyde tot Samuel, Ga naar margenoot11 Hoort na de stemme des volcks in alles dat sy tot u seggen sullen: want sy en hebben Ga naar margenoot12 u niet verworpen, maer sy hebben Ga naar margenoot13 my verworpen, Ga naar margenoot14 dat ick geen Koningh over haer sal zijn. | |
8Nae alle de wercken die sy gedaen hebben, van dien dagh af doe ickse uyt Egypten geleyt hebbe tot op desen dagh toe, ende hebben my verlaten, ende andere goden gedient: alsoo doen sy u oock. | |
9Hoort dan nu na hare stemme: doch als ghy haer op het Ga naar margenoot15 hooghste sult betuyght hebben, soo sult ghy hen te kennen geven Ga naar margenoot16 de wijse des Koninghs, die over hen regeeren sal. | |
10Samuel nu seyde alle de woorden des HEEREN den volcke aen, ’t welck eenen Koningh van hem begeerde. | |
11Ende seyde, dit sal des Koninghs wijse zijn, die over u regeeren sal: Hy sal uwe sonen Ga naar margenoot17 nemen, dat hyse sich stelle tot sijnen wagen, ende tot sijne ruyteren, dat sy voor sijnen wagen henen loopen. | |
12Ende dat hyse sich stelle tot Overste der duysenden, ende tot Overste der vijftigen: ende dat sy sijnen Ga naar margenoot18 acker ploegen, ende dat sy sijnen oogst oogsten, ende dat sy sijne krijghswapenen maken, mitsgaders sijn wagentuygh. | |
13Ende uwe dochteren sal hy nemen tot Apotekerssen, ende tot Ga naar margenoot19 keuken-maeghden, ende tot backsters. | |
14Ende uwe ackers, ende uwe wijngaerden, ende uwe olijfgaerden, die de beste zijn, sal hy nemen, ende salse sijnen Ga naar margenoot20 knechten geven. | |
15Ende Ga naar margenoot21 u zaet, ende uwe wijngaerden sal hy vertienen, ende hy salse sijnen Ga naar margenoot22 hovelingen, ende sijnen knechten geven. | |
16Ende hy sal uwe knechten, ende uwe dienstmaeghden, ende uwe beste jongelingen, ende uwe ezelen nemen: ende hy sal sijn werck daer mede doen. | |
17Hy sal uwe kudde vertienen: ende ghy sult hem tot knechten zijn. | |
18Ghy sult wel te dien dage roepen, van wegen uwen Koningh, dien ghy u sult verkoren hebben: maer de HEERE en sal u te dien dage niet verhooren. | |
19Doch het volck weygerde Samuels | |
[Folio 120v\Saul komt tot Samuel.]
| |
stemme te hooren: ende sy seyden, Ga naar margenoot23 Neen, maer daer sal een Koningh over ons zijn. | |
20Ende wy sullen oock zijn gelijck alle de volckeren: ende onse Koningh sal ons richten, ende hy sal voor onse aengesichten uytgaen, ende hy sal onse krijgen voeren. | |
21Als Samuel alle de woorden des volcks gehoort hadde, soo sprack hy deselve voor de ooren des HEEREN. | |
22De HEERE nu seyde tot Samuel, Hoort na hare stemme, ende stelt hen eenen Koningh: doe seyde Samuel tot de mannen van Israël, Ga naar margenoot24 Gaet henen, een yegelick na sijne stadt. |
|