Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 118v\Samuel van Godt geroepen.]
| |
Samuel wort in eenen nacht drie mael van den Heere geroepen, ende meynde dat het Eli was die hem riep, vers 1, etc. maer ten vierden male geroepen zijnde, antwoordt hy den Heere, 10. Die hem openbaert, dat hy het huys Eli soude uytroeijen, 11. het welck hem des morgens Samuel, op sijn versoeck, te kennen geeft, 15. Eli onderwerpt sich den wille des Heeren, 18. Samuel wort van geheel Israël voor een Propheet gekent, dewijle sich de Heere meer malen aen Samuel openbaerde, 19. | |
1ENde de jongelingh Samuel diende den HEERE Ga naar margenoot1 voor het aengesichte Eli: ende het woort des HEEREN Ga naar margenoot2 was dierbaer in die dagen, daer en was geen Ga naar margenoot3 openbaer gesichte. | |
2Ende ’t geschiedde Ga naar margenoot4 te dien dage, als Eli op sijn plaetse neder lagh (ende Ga naar margenoota sijne oogen begonden doncker te worden, dat hy Ga naar margenoot5 niet sien en konde): | |
3Ende Samuel hem oock neder geleyt hadde, eer Ga naar margenoot6 de lampe Godes uytgedaen wert in Ga naar margenoot7 den Tempel des HEEREN, daer de Arke Godes was: | |
4Dat de HEERE Samuel riep, ende hy seyde, Siet [hier] ben ick. | |
5Ende hy liep tot Eli ende seyde, Siet [hier] ben ick, want ghy hebt my geroepen, doch hy seyde, Ick en hebbe niet geroepen, keert weder, leght u neder: ende hy gingh henen ende leyde sich neder. | |
6Doe riep de HEERE Samuel wederom, ende Samuel stont op, ende gingh tot Eli, ende seyde, Siet [hier] ben ick, want ghy hebt my geroepen: Hy dan seyde, Ick en hebbe niet geroepen, mijn sone, keert weder, leght u neder. | |
7Ga naar margenoot8 Doch Samuel en kende den HEERE noch niet: ende het woort des HEEREN en was aen hem noch niet geopenbaert. | |
8Doe riep de HEERE Samuel wederom, ten derden male, ende hy stont op, ende gingh tot Eli, ende seyde, Siet [hier] ben ick, want ghy hebt my geroepen: doe verstont Eli, dat de HEERE den jongelingh riep. | |
9Daerom seyde Eli tot Samuel, Gaet henen, legt u neder, ende ’t sal geschieden soo hy u roept, soo sult ghy seggen, Spreeckt HEERE, want uwe knecht hoort: doe gingh Samuel henen ende leyde sich aen Ga naar margenoot9 sijne plaetse. | |
10Doe quam de HEERE, Ga naar margenoot10 ende stelde sich daer, ende riep Ga naar margenoot11 gelijck d’ander malen, Samuel, Samuel: ende Samuel seyde, Spreeckt, want uw’ knecht hoort. | |
11Ende de HEERE seyde tot Samuel, Siet ick doe Ga naar margenoot12 een dingh in Israël, dat al wie het hooren sal, Ga naar margenoot13 [dien] Ga naar margenootb sullen sijne beyde ooren klincken. | |
12Te dien selven dage sal ick verwecken over Eli alles wat Ga naar margenootc ick tegen sijn huys Ga naar margenoot14 gesproken hebbe, Ick sal het beginnen ende voleynden. | |
13Want ick hebbe hem te kennen gegeven, Ga naar margenoot15 dat ick sijn huys richten sal tot in eeuwigheyt: om der ongerechtigheyts wille die hy geweten heeft, want [als] sijne sonen haer hebben Ga naar margenoot16 vervloeckt gemaeckt, soo en heeft hyse niet eens Ga naar margenoot17 suer aengesien. | |
14Daerom dan hebbe ick den huyse Eli gesworen, Ga naar margenoot18 Soo de ongerechticheyt des huyses Eli tot in der eeuwigheyt Ga naar margenoot19 sal versoent worden, door slacht-offer, ofte door spijs-offer! | |
15Samuel nu lagh tot aen den morgen, doe dede hy de deuren des huyses des HEE-[kolom]REN open: doch Samuel vreesde dit Ga naar margenoot20 gesichte aen Eli te kennen te geven. | |
16Doe riep Eli Samuel, ende seyde, Mijn sone Samuel: hy dan seyde, Siet [hier] ben ick. | |
17Ende hy seyde, Wat is het woort dat hy tot u gesproken heeft? en verberght het doch niet voor my: Godt Ga naar margenoot21 doe u soo, ende soo doe hy daer toe, indien ghy een woort voor my verberght van alle de woorden, die hy tot u gesproken heeft. | |
18Doe gaf hem Samuel te kennen alle die woorden, ende en verberghde [se] voor hem niet: ende hy seyde, Hy is de HEERE, hy doe wat goet is in sijne oogen. | |
19Samuel nu wert groot, ende de HEERE was met hem, ende en liet Ga naar margenoot22 niet een van alle sijne woorden op de aerde vallen. | |
20Ende gantsch Israël van Dan tot Berseba toe, bekende, dat Samuel Ga naar margenoot23 bevestight was tot een Propheet des HEEREN. | |
21Ende de HEERE voer voort te verschijnen te Silo, Ga naar margenoot24 want de HEERE openbaerde hem aen Samuel te Silo door het woort des HEEREN. |
|