Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 103r\Krijgen tegen de Canaaniten.]
| |
Het Boeck der RICHTEREN, genaemt JUDICUM. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DIT Boeck begrijpt eene seer aenmerckelicke historie van Israëls staet, soo in Religie als Politie, na den doot van Iosua, tot aen het Priesterdom ende Richterschap van Eli; voornemelick, onder het gouvernement der Richteren, dat is, alsulcke personagien (niet, die de Justitie ofte het ordinaris Richter ampt onder den volcke bedient hebben, gelijck dit woort andersins genomen wort, maer) die Godt nu ende dan, na dat Israëls staet vereyschte, nu uyt desen, dan uyt dien stam, na sijn believen extra-ordinaerlick verweckt, beroepen, ende met sijnen Geest der wijsheyt ende dapperheyt begaeft ende gedreven heeft, om sijn ende sijns volcks recht tegen Israëls verdruckers ende vyanden victorieuslick uyt te voeren, den vervallenen Godtsdienst te herstellen, ende te hanthaven, Israël by de vryheyt ende de heylige wetten, die sy van Godt ontfangen hadden, te beschermen, ende met raet ende daet in voorvallende swarigheyt by te staen. Eerstelick dan worden in dit Boeck verhaelt de oorlogen, die de stammen na den doot van Iosua, volgens Godts bevel, gevoert hebben tegen de Heydensche inwoonderen van Canaan, om die te verdrijven ende uyt te roeijen, waer in sy voor het meesten deel soo slap zijn geweest, dat het Godt heeft mishaeght, sulcks dat hy verscheydene Heydensche natien in ’t lant heeft laten over blijven tot Israëls beproevinge ende straffe. Nochtans is Israël eenen tijt langh by den reynen Godtsdienst gebleven, soo lange die vrome Oudtsten, die de wonderwercken des Heeren gesien hadden, leefden. Maer daer na wort doorgaens vermelt, hoe Israël, in voorspoet sijne vryheyt misbruyckende, van tijt tot tijt vervallen zy in allerleije grouwelicke afgoderije der Heydenen, ende schandelicke ongebondenheyt des levens, waer van niet alleen in’t gemeyn dickwils gesproken wort, maer oock in ’t bysonder eenige schricklicke exempelen, (als tot eenen klaren spiegel soo van deses volcks verdorventheyt ende boosheyt, als van de rechtveerdigheyt des Godtlicken toorns, ende harde straffen) verhaelt worden in de Capp. 17. 18. 19. 20. Hier neffens wort aengewesen, dat Godt over dese afvalligheyt sijns volcks seer is vertoornt, ende deselve scherpelick gestraft heeft, niet alleen met woorden, maer oock met datelicke overleveringe in de hant van verscheydene hare vyanden, als van Cuschan Koningh van Mesopotamien, Eglon Koningh der Moabiten, de Philistijnen, Iabin Koningh der Canaaniten, de Midianiten, Amalekiten ende andere Oostersche volckeren, de Ammoniten, ende wederom van de Philistijnen, die al te samen Israël langen tijt hardt gedruckt ende geplaeght hebben. Des niet tegenstaende, wanneer sy haer in hare benauwtheden tot den Heere oprechtelick bekeert, ende met verlatinge aller afgoderije ende boosheyt hem anghstighlick om genade ende hulpe gebeden ende gesmeeckt hebben, soo heeft sich de Heere (die soo wel in sijne genaden-beloften, als dreygementen waerachtigh ende getrouw is) harer ontfermt, ende heeftse telckens door treflicke helden verlost, als daer geweest zijn, Othniël, Ehud, Samgar, Debora ende Barak, Gideon, Iephtah, ende Simson. Hoewel sy dese weldaden Godts, d’eene voor d’andere na, seer haest hebben vergeten, ende tot hare vorige boosheyt weder gekeert zijnde, telcken male van nieuws gestraft, ende na ware bekeeringe seer genadighlick wederom van Godt verlost zijn. Ondertusschen wort by Gideons historie gevoeght de driejarige regeeringe van Abimelech, die onwetlick Koningh, ende een tyran geweest, ende van Godt merckelick gestraft is. Oock worden vijf Richteren vermeldet, van welcker oorlogen men niet en leest, als: Thola, Iaïr, Ebzan, Elon, ende Abdon. Dit boeck begrijpt, na sommiger reeckeninge, de historie van 299 ofte 300 jaren, van ’t jaer der Scheppinge 2511. tot het jaer 2810. |
|