Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijTellinge der Israëliten, van twintigh jaren oudt, ende daer boven, bequaem ter oorloge, vers 1, etc. in’t bysonder van elcken stam, uytgenomen den stam Levi, 5. in het gemeyn van alle getelde t’samen, 51. den welcken het lant Canaan, door’t lot uytgedeelt moeste worden, na proportie van de grootte, ofte kleynheyt der stammen, 52. Tellinge der Leviten alleene, 57. Doch in de tellinge der Leviten en is niemant geweest van de gene, die in de woestijne Sinai na haren uyttocht uyt Egypten getelt waren, dan Iosua, ende Caleb, 65. | |
1HEt geschiedde nu Ga naar margenoot1 na die plage, dat de HEERE sprack tot Mose, ende tot Eleazar den sone Aarons; den Priester, seggende: | |
2Ga naar margenoot2 Neemt de somme van de geheele vergaderinge der kinderen Israëls op; Ga naar margenoota van twintigh Ga naar margenoot3 jaer oudt, ende daer boven, na het huys harer vaderen: Ga naar margenoot4 alle die ten heyre in Israël uyttreckt. | |
3Mose dan, ende Eleazar de Priester sprakense aen, in de Ga naar margenoot5 vlacke velden Moabs, aen Ga naar margenoot6 de Iordane van Iericho, seggende: | |
4Ga naar margenoot7 [Dat men opneme] van twintigh jaer oudt, ende daer boven; Ga naar margenootb gelijck als de HEERE Mose geboden hadde, ende den kinderen Israëls, Ga naar margenoot8 die uyt Egyptenlande uytgetogen waren. | |
5Ruben Ga naar margenootc was de eerstgeboren Israëls: de sonen Rubens waren Hanoch; Ga naar margenoot9 [van welcken] was het geslachte der Hanochiten; van Pallu het geslachte der Palluiten: | |
7Dit zijn de geslachten der Rubeniten: ende hare getelde waren drie en veertigh duysent, ende seven hondert, ende dertigh. | |
9Ende de sonen Eliabs waren Nemuël, ende Dathan, ende Abiram: Ga naar margenootd dese Dathan, ende Abiram waren de Ga naar margenoot12 geroepene der vergaderinge, die gekijf maeckten tegen Mose, ende tegen Aaron, Ga naar margenoot13 in de vergaderinge van Korah, als sy gekijf tegen den HEERE maeckten, | |
10Ende de aerde haren mont Ga naar margenoot14 op dede, ende verslontse Ga naar margenoot15 met Korah, als die vergaderinge storf: doe het vyer twee hon- | |
[Folio 71v\Tellinge des volcks.Geslachten Levi.]
| |
dert ende vijftigh mannen verteerde, ende werden Ga naar margenoot16 tot een teecken. | |
12De sonen Simeons na hare geslachten; van Ga naar margenoot18 Nemuël het geslachte der Nemuëliten: van Iamin het geslachte der Iaminiten: van Iachin het geslachte der Iachiniten: | |
14Dat zijn de geslachten der Simeoniten: Ga naar margenoot20 twee en twintigh duysent, ende twee hondert. | |
15De sonen Gads na hare geslachten; van Ga naar margenoot21 Zephon, het geslachte der Zephoniten: van Haggi, het geslachte der Haggiten: van Suni, het geslachte der Suniten: | |
18Dat zijn de geslachten der sonen Gads, na hare getelde, veertigh duysent, ende vijf hondert. | |
19De sonen van Iuda waren, Er, ende Onan: Ga naar margenoote maer Er, ende Onan Ga naar margenoot24 storven in den lande Canaan. | |
20Alsoo waren de sonen van Iuda na hare geslachten; van Sela, het geslachte der Selaniten: van Ga naar margenoot25 Perez, het geslachte der Pereziten: van Zerah, het geslachte der Zerahiten. | |
21Ende de sonen Ga naar margenootf Perez waren; van Hezron, het geslachte der Hezroniten: van Hamul, het geslachte der Hamuliten. | |
22Dat zijn de geslachten van Iuda, na hare getelde: ses en seventigh duysent, ende vijf hondert. | |
23De sonen Issaschars, na hare geslachten, waren; Ga naar margenoot26 [van] Tola het geslachte der Tolaïten; van Puva het geslachte der Puniten. | |
24Van Ga naar margenoot27 Iasub, het geslachte der Iasubiten: van Simron, het geslachte der Simroniten. | |
25Dat zijn de geslachten Issaschars, na hare getelde: vier en sestigh duysent, ende drie hondert. | |
26De sonen Zebulons, na hare geslachten, waren; van Sered, het geslachte der Serediten: van Elon, het geslachte der Eloniten: van Iahleël, het geslachte der Iahleëliten. | |
27Dat zijn de geslachten der Zebuloniten, na hare getelde: sestigh duysent, ende vijf hondert. | |
28De sonen Iosephs, na hare geslachten, waren Manasse, ende Ephraim. | |
29De sonen Manasses waren; Ga naar margenootg van Machir het geslachte der Machiriten: Machir nu gewan Gilead: van Gilead was het geslachte der Gileaditen. | |
30Dit zijn de sonen Gileads; Ga naar margenoot28 [van] Ga naar margenoot29 Iezer, het geslachte der Iezriten: van Helek, het geslachte der Helekiten. | |
31Ende [van] Asriël, het geslachte der Asriëliten: ende [van] Sechem, het geslachte der Sechemiten. | |
32Ende [van] Semida het geslachte der Semidaïten: ende [van] Hepher, het geslachte der Hepheriten. | |
33Ga naar margenooth Doch Ga naar margenoot30 Zelaphead de sone Hephers en hadde geene sonen; maer dochters: ende de namen der dochteren Zelapheads waren, Machla, ende Noa, Hogla, Milka, ende Tirza. | |
34Dat zijn de geslachten Manasses: ende hare getelde waren twee en vijftigh duysent, ende seven hondert. | |
35Dit zijn de sonen Ephraims, na hare [kolom] geslachten; van Sutelah, het geslachte der Sutelahiten: van Becher, het geslachte der Becheriten: van Tahan, het geslachte der Tahaniten. | |
36Ende dit zijn de sonen Sutelahs: van Eran, het geslachte der Eraniten. | |
37Dat zijn de geslachten der sonen Ephraims, na hare getelde; twee en dertigh duysent, ende vijf hondert: Dat zijn de sonen Iosephs, na hare geslachten. | |
38De sonen Benjamins, na hare geslachten; van Bela, het geslachte der Belaïten: van Asbel, het geslachte der Asbeliten: van Ga naar margenoot31 Ahiram, het geslachte der Ahiramiten: | |
39Van Sephupham, het geslachte der Suphamiten: van Hupham, het geslachte der Huphamiten. | |
40Ende de sonen Bela waren Ard, ende Naaman: [van Ard] ’t geslachte der Arditen: van Naaman, ’t geslachte der Naamiten. | |
41Dat zijn de sonen Benjamins, na hare geslachten: ende hare getelde waren vijf en veertigh duysent, ende ses hondert. | |
42Dit zijn de sonen van Dan na hare geslachten; van Ga naar margenoot32 Suham, het geslachte der Suhamiten: dat zijn de geslachten van Dan na hare geslachten. | |
43Alle de geslachten der Suhamiten, na hare getelde, waren vier en sestigh duysent, ende vier hondert. | |
44De sonen Asers na hare geslachten; waren van Imna, het geslachte der Imnaïten: van Isvi, het geslachte der Isviten: van Beria het geslachte der Beriïten. | |
45Van de sonen Beria waren; van Ga naar margenoot33 Heber het geslachte der Hebriten: van Malchiël, het geslachte der Malchiëliten. | |
46Ende de name der dochter Asers was Serah. | |
47Dat zijn de geslachten der sonen Asers, na hare getelde, drie en vijftigh duysent, ende vier hondert. | |
48De sonen van Naphtali, na hare geslachten; van Ga naar margenoot34 Iahzeël het geslachte der Iahzeëliten: van Guni, het geslachte der Guniten. | |
49Van Iezer, het geslachte der Iezeriten: van Ga naar margenoot35 Sillem, het geslachte der Sillemiten. | |
50Dat zijn de geslachten van Naphtali, na hare geslachten: ende hare getelde waren vijf en veertigh duysent, ende vier hondert. | |
51Dat zijn Ga naar margenoot36 de getelde der sonen Israëls, ses hondert duysent, een duysent, seven hondert ende dertigh. | |
52Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende: | |
53Ga naar margenoot37 Desen sal het lant uyt gedeelt worden ten erffenisse, Ga naar margenoot38 na het getal der namen. | |
54Ga naar margenooti Den genen die vele zijn, sult Ga naar margenoot39 ghy hare erffenisse meerder maken, ende dien die weynigh zijn, sult ghy hare erffenisse minder maken: Eenen yegelicken sal, na sijne getelde, sijne erffenisse gegeven worden. | |
55Het lant nochtans sal Ga naar margenootk door het Ga naar margenoot40 lot gedeelt worden: na de namen der stammen harer vaderen sullen Ga naar margenoot41 sy erven. | |
56Na Ga naar margenoot42 het lot sal elcks Ga naar margenoot43 erffenisse gedeelt worden, tusschen den velen, ende den weynigen. | |
57Ga naar margenootl Dit zijn nu de getelde van Levi, na hare geslachten; van Gerson, het geslachte der Gersoniten: van Kehath, het geslachte der Kehathiten: van Merari, het geslachte der Merariten. | |
58Dit zijn de geslachten van Levi, het | |
[Folio 72r\Dochteren Zelapheads.]
| |
geslachte der Ga naar margenoot44 Libniten, het geslachte der Ga naar margenoot45 Hebroniten, ’t geslachte der Ga naar margenoot46 Mahliten, het geslachte der Musiten, het geslachte der Ga naar margenoot47 Korhiten: Ende Kehath gewan Amram. | |
59Ga naar margenootm Ende de naem der huysvrouwe Amrams was Iochebed de dochter van Levi, welcke Ga naar margenoot48 [de huysvrouwe] Levi baerde in Egypten: ende dese baerde den Amram, Aaron, ende Mose, ende Mirjam hare suster. | |
60Ende den Aaron werden geboren Nadab, ende Abihu, Eleazar, ende Ithamar. | |
61Ga naar margenootn Nadab nu, ende Abihu waren gestorven; doe sy vreemt vyer brachten voor het aengesicht des HEEREN. | |
62Ende hare getelde waren drie en twintigh duysent, al wat manlick is, Ga naar margenoot49 van een maent oudt, ende daer boven: want dese en werden niet getelt Ga naar margenoot50 onder den kinderen Israëls, om dat hen geen erffenisse gegeven wert, onder den kinderen Israëls: | |
63Dat zijn de getelde van Mose, ende Eleazar den Priester: die de kinderen Israëls Ga naar margenoot51 telden in de vlacke velden Moabs, aen de Iordane van Iericho. | |
64Ende onder dese en was niemant uyt de getelde, van Mose, ende Aaron den Priester; Ga naar margenoot52 als sy de kinderen Israëls telden in de woestijne van Sinai. | |
65Ga naar margenooto Want de HEERE hadde van die geseyt, dat sy in de woestijne Ga naar margenoot53 gewisselick souden sterven: ende daer en was niemant van hen over gebleven, dan Ga naar margenoot54 Caleb de sone van Iephunne, ende Iosua de sone van Nun. |
|