Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijGodt bevestight Aarons beroepinge door het mirakeleus bloeijen sijnes stafs alleen, vers 1, etc. Die ter gedachtenisse wort wech geleyt, 10. het volck wort hier door seer verschrickt, ende soeckt troost by Mose, 12. | |
1DOe sprack de HEERE tot Mose, seggende: | |
2Spreeckt tot de kinderen Israëls, ende Ga naar margenoot1 neemt van hen, voor elck vaderlick huys eenen staf, van alle hare Ga naar margenoot2 Oversten, na het huys harer vaderen, twaelf staven: eens yegelicken naem sult ghy schrijven op sijnen staf: | |
3Doch Aarons naem sult ghy schrijven op den staf van Levi: want een staf salder zijn voor het Ga naar margenoot3 hooft des huyses harer vaderen: | |
4Ende ghy sultse wech leggen in de Tente der t’samenkomste: voor de Ga naar margenoot4 getuygenisse, Ga naar margenoota daer henen ick Ga naar margenoot5 met u-lieden t’samen komen sal. | |
5Ende het sal geschieden; dat de staf des mans, welcken ick sal Ga naar margenoot6 verkoren hebben, sal Ga naar margenoot7 bloeijen: ende ick sal stillen de murmureeringen der kinderen Israëls Ga naar margenoot8 tegens my, dewelcke sy tegens Ga naar margenoot9 u-lieden murmureeren. | |
6Mose dan sprack tot de kinderen Israëls, ende alle hare Oversten gaven aen hem Ga naar margenoot10 eenen staf, voor elcken Overste eenen staf, na het huys harer vaderen, twaelf staven: Aarons staf was oock Ga naar margenoot11 onder hare staven. | |
7Ende Mose leyde dese staven wech, voor het Ga naar margenoot12 aengesichte des HEEREN, in de Tente der getuygenisse. | |
8’t Geschiedde nu des anderen daeghs, dat Mose in de Tente der getuygenisse in gingh; ende siet, Aarons staf, voor den huyse Levi, bloeyde: want hy brachte bloeysel voort, ende bloessemde bloessem, ende Ga naar margenoot13 droegh amandelen. | |
9Doe bracht Mose alle dese staven Ga naar margenoot14 uyt van voor het aengesichte des HEEREN tot alle de kinderen Israëls: ende sy sagen het, ende namen, elck sijnen staf. | |
10Doe seyde de HEERE tot Mose: Ga naar margenootb Brenght den staf Aarons weder voor de getuygenisse, in bewaringe, tot een teecken voor de Ga naar margenoot15 wederspannige kinderen: alsoo sult ghy een Ga naar margenoot16 eynde maken van hare murmureeringen tegen my, dat sy niet en sterven. | |
11Ende Mose dede het: gelijck als de HEERE hem geboden hadde, alsoo deed’hy. | |
12Doe spraken de kinderen Israëls tot Mose, seggende: Siet, wy Ga naar margenoot17 geven den geest, wy vergaen, wy alle vergaen. | |
13Al die Ga naar margenoot18 eenighsins nadert, tot den Tabernakel des HEEREN, sal sterven: Ga naar margenoot19 sullen wy dan den geest gevende verdaen worden? |
|