Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijGodt beveelt Mose, Aaron, Nadab, ende Abihu, tot hem op den bergh te komen, vers 1, etc. ’t volck belooft de wetten des Heeren te gehoorsamen, 3. Mose bouwt eenen altaer, ende twaelf pilaren, 4. hy besprenght den altaer met het bloet der offerhanden, 6. Mose ende de Ouderlingen des volcks sien den Heere, 9. Godt belooft Mose de twee steenen tafelen der Wet te geven, 12. Aaron ende Hur wort midlerwijle de sorge over het volck bevolen, 14. Godt verschijnt op den bergh Sinai, als een verteerende vyer, 16. Mose blijft veertigh dagen ende veertigh nachten op den bergh, 18. | |
1DAer na seyde Ga naar margenoot1 Hy tot Mose, Ga naar margenoot2 Klimt op Ga naar margenoot3 tot den HEERE, ghy ende Aaron, Ga naar margenoot4 Nadab ende Ga naar margenoot4 Abihu, ende seventigh van de Oudtste Israëls, ende buyght u neder van verre. | |
2Ende dat Mose alleen sich nadere tot den HEERE, maer dat sy niet en naderen: ende het volck en klimme oock niet op met Ga naar margenoot5 hem. | |
3Als Mose Ga naar margenoot6 quam ende verhaelde den volcke alle de woorden des HEEREN, ende alle de rechten: Ga naar margenoota doe antwoordde al dat volck met eene stemme, ende sy seyden, Ga naar margenoot7 Alle dese woorden, die de HEERE gesproken heeft, sullen wy doen. | |
4Mose nu Ga naar margenoot8 beschreef alle de woorden des HEEREN, ende hy maeckte hem des morgens vroegh op, ende Ga naar margenoot9 hy bouwde eenen altaer Ga naar margenoot10 onder aen den bergh: Ga naar margenoot11 ende twaelf colomnen, na de twaelf stammen Israëls.[kolom] | |
5Ende hy sondt Ga naar margenoot12 de jongelingen der kinderen Israëls, die brant-offeren offerden: ende offerden den HEERE danck-offeren van Ga naar margenoot13 jonge ossen. | |
6Ende Mose nam de helft Ga naar margenoot14 des bloets, ende sette het in beckens: ende de helft des bloets sprenghde hy op Ga naar margenoot15 den altaer. | |
7Ende hy nam het Ga naar margenoot16 boeck des verbonts, ende hy las het voor de ooren des volcks: ende sy seyden, Al wat de HEERE gesproken heeft, sullen wy doen, ende gehoorsamen. | |
8Doe nam Mose dat Ga naar margenoot17 bloet, ende sprenghde het op het volck: ende hy seyde: Ga naar margenootb Siet, [dit is] het bloet des verbonts, ’t welck de HEERE met u-lieden gemaeckt heeft Ga naar margenoot18 over alle die woorden. | |
9Mose nu ende Aaron klommen opwaerts, oock Nadab ende Abihu, ende seventigh van de Oudtste Israëls. | |
10Ende Ga naar margenoot19 sy sagen den Godt Israëls, ende onder sijne voeten als Ga naar margenoot20 een werck van Saphyr-steenen, ende als Ga naar margenoot21 de gestaltenisse des Hemels in [sijne] klaerheyt. | |
11Doch Ga naar margenoot22 hy en streckte sijne hant niet tot Ga naar margenoot23 de afgesonderde der kinderen Israëls: maer sy Ga naar margenoot24 aten ende droncken na dat sy Godt gesien hadden: | |
12Doe seyde de HEERE tot Mose, Komt tot my op den bergh, ende weest aldaer: ende ick sal u steenen tafelen geven, ende de wet, ende de geboden, die ick geschreven hebbe, om haer te onderwijsen. | |
13Doe maeckte hem Mose op, met Iosua sijnen dienaer: ende Mose klam Ga naar margenoot25 op den bergh Godes. | |
14Ende Ga naar margenoot26 hy seyde tot de Oudtste, Blijft ghy ons hier, tot dat wy weder tot u komen: ende siet, Aaron ende Hur zijn by u, Ga naar margenoot27 wie eenige saken heeft, sal tot deselve komen. | |
16Ende de heerlickheyt des HEEREN woonde op den bergh Sinai, ende de wolcke bedeckte Ga naar margenoot29 hem ses dagen: ende ten sevenden dage riep hy Ga naar margenoot30 Mose uyt het midden der wolcke. | |
17Ende Ga naar margenootc het aensien der heerlickheyt des HEEREN was als Ga naar margenoot31 een verteerende vyer Ga naar margenoot32 op het opperste dies berghs inde oogen der kinderen Israëls. | |
18Ende Mose gingh in het midden der wolcke, na dat hy op den bergh geklommen was: ende Mose was op dien bergh Ga naar margenoot33 veertigh dagen, ende veertigh nachten. |
|