Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij
[Folio 1r\Scheppinge der VVerelt.]
| |
Het Eerste Boeck MOSIS, Genaemt GENESIS. | |
Inhoudt deses Boecks. | |
DIT eerste Boeck Mosis wordt genaemt met een woordt uyt de Griecksche tale genomen, GENESIS, beteeckenende Geboorte, ofte, oorspronck, geslacht. Want hier in hebben wy de beginselen (dewelcke zijn als geboorten, Gen. 2.4.) aller sienlicke, ende onsienlicke dingen, van Godt in’t begin door sijn Woordt uyt niet geschapen; ende onder dese, des Menschen, begaeft met Godes beeldt, gestelt in’t Paradijs, om gehoorsaem blijvende eeuwighlick te leven, waer van de Boom des Levens hem een sichtbaer teecken was. Hier is de reden van de onderhoudinge des Sabbaths, mitsgaders de instellinge des Houwelicks. Men vindt hier het beginsel der sonde, des doodts, ende allerley elenden, door de ongehoorsaemheyt Adams ende Eva in’t eten van de verbodene vrucht, als eenen geweldigen vloedt over het geheele menschelicke geslachte uytgestort: doch is hier oock de eerste belofte der genade van de verlossinge des menschen door het zaedt der vrouwe, dat Godt uyt loutere barmhertigheydt geven soude, om den kop des serpents (het welcke den mensche tot ongehoorsaemheyt geraden hadde) te vermorselen, de sonde, ende den doodt wech te nemen, ende de verlorene gaven der gerechtigheydt ende des levens weder te brengen. Wy vinden hier het eerste begin der rechter Leere, Religie, ende Godesdiensts, die met die eerste belofte voort gekomen is, ende volgens der warer Kercke, niet alleen door den dienst van Adam, van Habel, (dien Kain vermoordde) van Seth, Enoch, Noach, ende andere neerstelick vergadert, maer oock van Godt tot op Noach toe genadelick bewaert. Daer toe zijn in dit Boeck de beginselen der afvallige Kainiten, die met verwerpinge der waerheyt, vervalschinge van den Godtsdienst, ende verachtinge der Godtvruchtigheydt, sich van dat heyligh volck afgesondert, ende ten laetsten door hare grove sonden ende schanden, de straffe des Sundtvloets, doch met behoudinge van Noach ende de sijne, over hen gehaelt hebben. Volgens heeftmen hier oock het begin van de herstellinge der werelt na de voorgemelde straffe, de afkomste der volckeren, de eerste belofte van de roepinge der Heydenen, den aenvangh der eerster Monarchie, de verdeelinge der talen, ende de eerste geslacht-registeren dienende tot bereeckeninge der tijden, ende onderscheydinge der volckeren. Hier en tusschen is het voorneemste oogemerck Mosis aen te wijsen de wederoprechtinge der Kercke, die uyt het kleyn hoopken van Noachs huysgesin voort gekomen zijnde, na datse eenen tijdt langh in ’t geslachte Sems was bewaert geweest, eyndelick oock tot afgoderije vervallen is. Ende hoe wel Melchizedek ende de sijne noch een overblijfsel der Kercke waren, het heeft nochtans Gode belieft een seker geslachte uyt de nakomelingen Sems te verkiesen, het welcke hy van alle natien afgesondert hebbende tot sijn eygendom heyligen wilde. Tot desen eynde heeft hy uyt loutere genade Abraham met sijne nakomelingen aengenomen, ende hem uyt Ur in Chaldeen, alwaer hy een afgoden-dienaer was, geroepen in ’t landt Canaan, hem belovende, boven andere soo lichamelicke als geestelicke zegeningen, dat de Messias uyt sijnen zade geboren soude worden: ende een verbondt met hem makende, het welcke hy door het teecken der Besnijdenisse bevestight: Isaac wordt hem geboren, in den welcken hem het zaedt genoemt soude worden, ende niet in Ismaël, dien hy te voren uyt Hagar gewonnen hadde, noch in de kinderen die hy na de doodt van Sara gewan uyt Ketura. Niet te min wordt hem bevolen sijnen sone te offeren: ende hoe wel Godt sulcks niet en laet volbrengen, bewijst hy nochtans sijne gehoorsaemheydt; die geloont wordt met de vernieuwinge der voriger beloften. Van Isaac komt de erffenisse der belofte op Iacob; dien het recht der eerstgeboorte van Gode toebescheyden, van Esau verkocht, ende van Isaac in sijnen zegen toegeseydt ende bevestight wordt. Van Iacob komtse op sijne nakomelingen; gelijck het blijckt uyt sijne prophetische zegeninge. Dit uytverkoren geslachte heeft Godt doorgaens behouden by de ware leere, ende oprechten Godtsdienst, geregeert door sijn Woort ende Geest, beschermt tegen sijne vyanden, geoeffent met veelderley kruyce, doch daer inne getroost door aenspraken, ende uyt geholpen door verlossingen. Ondertusschen hebben haer de menschelicke swackheden, selfs in de voorneemste, by wijlen geopenbaert, dewelcke Godt hen om des Messiae wille, dien sy door een oprecht geloove met ware bekeeringe omhelsden, genadelick heeft vergeven. Dese dingen zijn seer levendigh aen te schouwen, soo wel in’t gene Abraham, ende Isaac in Canaan, in Egypten, ende Gerar, als Iacob, ende Ioseph, in Canaan, Mesopotamien, ende Egypten wedervaren is. Eyndelick stervense, nalatende seer overtreffelicke getuygenissen van haer geloove op de beloften Godts, niet alleen op de tijdelicke, rakende de levende nakomelingen, maer oock op de eeuwige, rakende hare stervende persoonen: welcker laetste (van wiens doodt in dit Boeck vermeldt wort) geweest is Ioseph, met welckes levens eynde dit Boeck oock eyndight, begrijpende de Historie van meer dan 2300 jaren. |
|