Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 Ioannes de Dooper inde gevanckenisse zijnde sendt twee Discipelen tot Christum. 4 Den welcken Christus uyt sijne leere ende wercken bewijst, dat hy de beloofde Messias is. 7 Geeft tot den volcke van Ioannis persoon ende ampt een heerlicke getuygenisse. 16 Verwijt den Ioden onder sekere gelijckenisse hare onbekeerlickheyt. 20 ende dreycht daerom de steden van Chorazin ende Bethsaida, ende Capernaum met seer sware straffen. 25 Stelt daer tegen het welbehagen sijns Vaders in’t onderwijsen der kleyne. 28 Noodt alle vermoeyde sondaers tot hem, ende belooft den selven verquickinge. | |
1ENde het is geschiet, doe Iesus ge-eyndicht hadde sijne twaelf Discipelen Ga naar margenoot1 bevelen te geven, dat hy van daer voortginck, om te leeren ende prediken in Ga naar margenoot2 hare steden. | |
2Ga naar margenoota Ende Ioannes inde Ga naar margenoot3 gevanckenisse gehoort hebbende Ga naar margenoot4 de wercken Christi, sant twee van sijne Discipelen. | |
3Ende Ga naar margenoot5 seyde tot hem, Zijt ghy de gene Ga naar margenoot6 die komen soude, of verwachten wy eenen anderen? | |
4Ende Iesus antwoordde ende seyde tot haer: Gaet henen ende bootschapt Ioanni weder, ’t gene ghy hoort ende siet: | |
5Ga naar margenootb De Ga naar margenoot7 blinde worden siende, ende de kreupele wandelen, de melaetsche worden gereynicht, ende de doove hooren, de doode worden opgeweckt, ende den Ga naar margenoot8 armen wort het Euangelium verkondigt. | |
7Ga naar margenootc Als nu dese henen gingen, heeft Iesus tot de scharen beginnen te seggen van Ioanne, Wat zijt ghy uytgegaen in de woestijne te aenschouwen? Een Ga naar margenoot10 riet dat vanden wint gins ende weder beweegt wort? | |
8Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een mensche met Ga naar margenoot11 sachte kleederen bekleet? Siet die sachte [kleederen] dragen zijn in der Coningen huysen. | |
9Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een Propheet? Ia ick segge u, oock veel meer dan een Propheet. | |
10Want dese is ’t van den welcken geschreven staet, Ga naar margenootd Siet ick sende mijnen Ga naar margenoot12 Engel voor uw’ aengesichte, die uwen wech bereyden sal Ga naar margenoot13 voor u henen. | |
11Voorwaer segge ick u, onder de gene die van vrouwen geboren zijn, en is niemant Ga naar margenoot14 opgestaen meerder dan Ioannes de Dooper: Doch die Ga naar margenoot15 de minste is in het | |
[Folio 6v]
| |
Coninckrijck der hemelen, is meerder dan hy. | |
12Ga naar margenoote Ende van de dagen Ioannis des Doopers tot nu toe, wort het Coninckrijck der hemelen Ga naar margenoot16 gewelt aengedaen, ende de Ga naar margenoot17 geweldigers nemen het selve met gewelt. | |
14Ga naar margenootf Ende soo ghy het wilt aennemen, hy is Ga naar margenoot19 Elias die komen soude. | |
16Doch waer by sal ick dit geslachte Ga naar margenoot21 vergelijcken? Ga naar margenootg Het is gelijck de kinderkens, die op de merckten sitten, ende haren gesellen toeroepen. | |
17Ende seggen, Wy hebben u op de fluyte gespeelt, ende ghy en hebt niet gedanst. Wy hebben u klaech-lieden gesongen, ende ghy en hebt niet Ga naar margenoot22 geweent. | |
18Ga naar margenooth Want Ioannes is gekomen Ga naar margenoot23 noch etende noch drinckende, ende sy seggen, Hy heeft den Duyvel. | |
19De Sone des menschen is gekomen, etende ende drinckende, ende sy seggen, Siet daer, een mensche [die] een vraet, ende wijnsuyper [is,] een vrient van tollenaren ende sondaren. Doch de wijsheyt is Ga naar margenoot24 gerechtveerdicht geworden van hare kinderen. | |
20Ga naar margenooti Doe begon hy de steden, inde welcke sijne krachten meest geschiet waren, te Ga naar margenoot25 verwijten, om datse haer niet bekeert en hadden. | |
21Wee u Chorazin, wee u Bethsaida: Want so in Ga naar margenoot26 Tyrus ende Sidon de krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy souden haer Ga naar margenoot27 eertijts in Ga naar margenootk[k] Ga naar margenoot28 sack ende assche bekeert hebben. | |
22Ga naar margenootl Doch ick segge u, Het sal Tyro ende Sidon verdraechlijcker zijn inden dach des oordeels, dan u lieden. | |
23Ende ghy Capernaum, die tot den hemel toe zijt Ga naar margenoot29 verhoogt, ghy sult tot de helle toe nedergestooten worden. Want so in Sodoma die krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy soude tot op den huydigen dach gebleven zijn. | |
24Doch ick segge u, Ga naar margenootm dat het den lande van Sodoma verdraechlijcker sal zijn in den dach des oordeels, dan u. | |
25Ga naar margenootn In die selve tijt Ga naar margenoot30 antwoorde Iesus ende seyde, Ick Ga naar margenoot31 dancke u vader, Heere des Hemels ende der aerden, Ga naar margenooto dat ghy dese dingen voor Ga naar margenoot32 den wysen ende verstandigen verborgen hebt, ende hebt de selve Ga naar margenoot33 den kinderkens geopenbaert. | |
27Ga naar margenootp Alle dingen zijn my overgegeven van mijnen Vader: ende Ga naar margenootq niemant en kent den Sone dan de Vader, nochte yemant en kent den Vader dan de Sone, ende dien het de Sone wil Ga naar margenoot35 openbaren. | |
28Komt herwaerts tot my alle Ga naar margenoot36 die vermoeyt ende Ga naar margenoot37 belast zijt, ende ick sal u ruste geven: | |
29Neemt mijn Ga naar margenoot38 jock op u, ende leert van my, dat ick Ga naar margenootr sachtmoedich ben, ende nedrich van herten: Ga naar margenoots ende ghy sult ruste vinden voor uwe zielen. | |
30Ga naar margenoott Want mijn jock is Ga naar margenoot39 sacht, ende mijn last Ga naar margenoot40 is licht. |
|