Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDe Prophete vermaent de Ioden, dat sy in alle hare nooden tot Godt haren toevlucht nemen souden, die haer sijnen segen geven soude, vers 1. het welck om dat hare Vaders niet gedaen en hebben, maer haren toevlucht tot de Afgoden genomen hebben, so is dat een oorsake geweest van alle de elende die haer is overkomen, 2. Daer na spreeckt de Prophete van geestelicke weldaden, ende van de overwinninge welcke de Heere sijner Kercke ten tijde des Messiae geven soude, 4, etc. | |
1Ga naar margenoot1 BEgeert van den HEERE regen, ten tijde Ga naar margenoot2 des spaden regens; de HEERE maeckt Ga naar margenoot3 de weer-lichten: ende hy sal Ga naar margenoot4 haer Ga naar margenoot5 regens genoech geven voor yeder kruyt op den velde. | |
2Ga naar margenoot6 Want de Teraphim spreken ydelheyt, ende de waer-seggers Ga naar margenoot7 sien valscheyt, ende sy spreken Ga naar margenoota ydele droomen, sy troosten [met] ydelheyt: Ga naar margenoot8 daerom zijn Ga naar margenoot9 sy Ga naar margenoot10 henen getogen als schapen, Ga naar margenoot11 sy zijn onderdruckt geworden, want daer en was Ga naar margenoot12 geen Herder. | |
3Tegen Ga naar margenoot13 de Herders was mijn toorn ontsteken, ende over Ga naar margenoot14 de bocken hebbe ick Ga naar margenoot15 besoeckinge gedaen: maer de HEERE der heyrscharen Ga naar margenoot16 sal sijne cudde besoecken, het huys Iuda, ende hy salse Ga naar margenoot17 stellen, Ga naar margenoot18 gelijck het peert sijner Majesteyt in den strijt. | |
4Ga naar margenoot19 Van het selve sal Ga naar margenoot20 de hoeck-steen, van het selve sal Ga naar margenoot21 de nagel, van het selve sal de strijt-boge, te samen sullen van het selve Ga naar margenoot22 alle drijvers voort-komen. | |
5Ende Ga naar margenoot23 sy sullen zijn als de Helden, Ga naar margenoot24 die in’t slijck der straten treden in den strijt, ende sy sullen strijden, want de HEERE sal met haer wesen: ende sy sullen die Ga naar margenoot25 beschamen Ga naar margenoot26 die op peerden rijden. | |
6Ende ick sal het huys Iuda verstercken, ende Ga naar margenoot27 het huys Iosephs sal ick Ga naar margenoot28 behouden, ende Ga naar margenoot29 ick salse weder insetten, want ick hebbe my harer ontfermt, ende sy sullen wesen als of ickse niet verstooten en hadde: want ick ben de HEERE haer Godt, ende ick salse verhooren. | |
7Ga naar margenoot30 Ende sy sullen zijn Ga naar margenoot31 als een helt Ephraims, ende haer herte sal sich verblijden, als [van] den wijne: ende hare kinderen sullen’t Ga naar margenoot32 sien, ende haer verblijden, haer herte sal sich verheugen Ga naar margenoot33 in den HEERE. | |
8Ick salse Ga naar margenoot34 toe-tsissen, ende salse vergaderen, Ga naar margenoot35 want ick salse verlossen: ende Ga naar margenoot36 sy sullen vermenichvuldicht worden, gelijck sy [te vooren] vermenichvuldicht waren. | |
9Ende Ga naar margenoot37 ick salse onder de volcken zaeyen, ende sy sullen Ga naar margenoot38 mijner gedencken in verre plaetsen: ende sy sullen Ga naar margenoot39 leven met hare kinderen, ende Ga naar margenoot40 weder-keeren. | |
10Want Ga naar margenoot41 ick salse weder-brengen uyt Egypten-lant, ende ick salse vergaderen uyt Assyrien: ende ick salse in’t lant Gilead, ende Libanons brengen, Ga naar margenoot42 maer ’t en sal haer niet genoech wesen. | |
[Folio 135r]
| |
11Ende Ga naar margenoot43 hy sal door de zee gaen, Ga naar margenoot44 die benauwende, ende Ga naar margenoot45 hy sal de golven in de zee slaen, ende alle de diepten der rivieren sullen verdroogen: dan sal Ga naar margenoot46 de hoochmoet van Assur neder-geworpen worden, ende Ga naar margenoot47 de scepter van Egypten sal wech-wijcken. | |
12Ende Ga naar margenoot48 ick salse stercken Ga naar margenoot49 in den HEERE, ende in sijnen Name sullen sy wandelen, spreeckt de HEERE. |
|