Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdVermaen tot studeringe der wijsheyt, vers 1. eernstige waerschouwinge voor onkuysche vrouwen, 3. vermaninge tot een tuchtich ende vrolick leven in den echten staet, 15. Godt siet alles, vangt ende verderft de godtloose in hare sonden, 21. | |
1MIjn soon, merckt op mijne Ga naar margenoot1 wijsheyt: neygt uwe oore tot mijn Ga naar margenoot1 verstant: | |
2Op dat ghy alle Ga naar margenoot2 bedachtsaemheyt behoudt: ende uwe Ga naar margenoot3 lippen wetenschap bewaren. | |
3Ga naar margenoot4 Want de Ga naar margenoot5 lippen Ga naar margenoot6 der vreemder [vrouwe] Ga naar margenoot7 druppen Ga naar margenoota honich-seem: ende Ga naar margenoot8 haer gehemelte is gladder dan olye. | |
4Maer Ga naar margenoot9 ’t laetste van haer is bitter als alssen; scherp als Ga naar margenoot10 een twee-snijdende sweert: | |
5Ga naar margenootb Hare voeten dalen nae Ga naar margenoot11 de doot: hare treden Ga naar margenoot12 houden de Ga naar margenoot13 helle vast. | |
6Ga naar margenoot14 Op dat ghy het Ga naar margenoot15 padt des levens niet en soudt wegen, zijn hare Ga naar margenoot16 gangen Ga naar margenoot17 ongestadich, Ga naar margenoot18 [dat] ghy het niet en Ga naar margenoot19 merckt. | |
7Nu dan, ghy kinderen, hooret nae my: ende en wijcket niet van de redenen mijnes monts. | |
8Ga naar margenoot20 Maeckt uwen wech verre van haer: ende en naedert niet tot de deure van haer huys; | |
9Op dat ghy Ga naar margenoot21 anderen uwe Ga naar margenoot22 eere niet Ga naar margenoot23 en geeft; ende uwe Ga naar margenoot24 jaren Ga naar margenootc den Ga naar margenoot25 wreeden. | |
10Op dat de Ga naar margenoot26 vreemde sich niet en versadigen Ga naar margenoot27 van u vermogen; ende Ga naar margenoot28 al uwen smertelicken arbeyt niet en [kome] in het huys des Ga naar margenoot29 onbekenden. | |
12Ende segget, Hoe hebbe ick de tucht gehaet? ende mijn herte de bestraffinge versmaedt? | |
13Ende en hebbe niet gehoort nae de stemme mijner onderwijsers; noch mijne oore geneycht tot mijne leeraers? | |
14Ga naar margenoot31 Ick ben by nae in alle Ga naar margenoot32 quaet geweest, Ga naar margenoot33 in’t midden der Gemeynte, ende der vergaderinge. | |
15Ga naar margenoot34 Drinckt water uyt uwen back, ende Ga naar margenoot35 vloeden uyt het midden van uwen born-put. | |
16Laet uwe Ga naar margenoot36 fonteynen haer buyten verspreyden, [ende] de Ga naar margenoot37 water-beken op de straten. | |
18Ga naar margenoot39 Uwe sprinck-ader zy gesegent; ende verblijdt u van wegen de huysvrouwe uwer jeucht; | |
19Eene Ga naar margenoot40 seer lieflicke hinde, ende Ga naar margenoot41 aengenaem steen-geytken: laet u hare borsten t’allen tijden Ga naar margenoot42 droncken maken; Ga naar margenoot43 doolt steets in hare liefde. | |
20Ende waerom soudt ghy, mijn soon, Ga naar margenoot44 in eene vreemde dolen, ende den schoot der Ga naar margenoot45 onbekende omvangen. | |
21Want Ga naar margenoot46 eens yegelicks wegen zijn voor de Ga naar margenootd oogen des HEEREN; ende hy Ga naar margenoot47 weecht alle sijne gangen. | |
22Den godtloosen sullen sijne ongerechticheden vangen; ende met de banden sijner sonde sal hy vast gehouden worden. | |
[Folio 3v]
| |
23Hy sal sterven, Ga naar margenoot48 om dat hy sonder tucht geweest is; ende in de Ga naar margenoot49 grootheyt sijner dwaesheyt sal hy Ga naar margenoot50 verdwalen. |
|