Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdSalomo (voorstellende sijn eygen exempel, hoe hy van sijne ouders daer toe onderwesen zy) vermaent weder met vele redenen tot leeringe van wijsheyt, vers 1, etc. item, tot vermijdinge van de paden der godtloosen, 14. tot bewaringe van de woorden der wijsheyt, 20. tot heylicheyt des geests ende lichaems, in bestieringe des herten, des monts, der oogen, ende voeten, 23. | |
1HOoret ghy Ga naar margenoot1 kinderen, de Ga naar margenoot2 tucht des Vaders; ende mercket op, om verstant te weten. | |
2Dewijle ick ulieden goede Ga naar margenoot3 leere geve; en Ga naar margenoot4 verlatet mijne Ga naar margenoot5 wet niet. | |
3Want ick was Ga naar margenoot6 mijns vaders soon; Ga naar margenoota Ga naar margenoot7 teeder, ende Ga naar margenoot8 een eenige voor het aengesichte mijner moeder. | |
4Ga naar margenootb Hy nu leerde my, ende seyde tot my; U herte houde mijne woorden vast: onderhoudt mijne geboden, Ga naar margenoot9 ende leeft. | |
5Verkrijcht wijsheyt, verkrijcht verstant: en Ga naar margenoot10 vergeet niet, ende en wijckt niet van de redenen Ga naar margenoot11 mijnes monts. | |
6En Ga naar margenoot12 verlaetse niet, ende sy sal u behoeden: hebtse lief, ende sy sal u bewaren. | |
7De wijsheyt is Ga naar margenoot13 het voorneemste; Ga naar margenootc verkrijcht [dan] wijsheyt: ende verkrijcht verstant Ga naar margenoot14 met alle uwe besittinge. | |
8Ga naar margenoot15 Verheftse, ende sy sal u verhoogen: sy sal u Ga naar margenoot16 vereeren, als ghy haer omhelsen sult. | |
9Ga naar margenootd Sy sal uwen hoofde Ga naar margenoot17 een aengenaem toevoechsel geven: eene Ga naar margenoot18 cierlicke kroone salse u leveren. | |
10Hoort, mijn sone, ende neemt mijne redenen aen: ende Ga naar margenoot19 de jaren des levens sullen u vermenichvuldiget worden. | |
11Ick onderwijse u inden wech der wijsheyt: ick doe u treden Ga naar margenoot20 in de rechte sporen. | |
12In u gaen en sal uwe Ga naar margenoot21 trede niet Ga naar margenoot22 benauwt worden: ende indien ghy loopt, Ga naar margenoote en sult ghy niet struyckelen. | |
13Grijpt Ga naar margenoot23 de tucht aen, en Ga naar margenoot24 laet niet af: Ga naar margenoot25 bewaertse; want sy is u Ga naar margenoot26 leven. | |
14Ga naar margenootf En komt niet op het padt der godtloosen; noch en treedt niet op den wech der boosen. | |
16Want Ga naar margenoot28 sy en slapen niet, sose geen quaet gedaen en hebben; ende haren slaep wort wech genomen, sose niet [yemant] hebben Ga naar margenoot29 doen struyckelen. | |
[Folio 3r]
| |
loosheyt, ende drincken wijn van Ga naar margenoot32 enckel gewelt. | |
18Maer het padt der rechtveerdigen is gelijck een Ga naar margenoot33 schijnende licht; voortgaende, ende lichtende tot den Ga naar margenoot34 vollen dach toe. | |
19De wech der godtloosen is als Ga naar margenoot35 donckerheyt; Ga naar margenoot36 sy en weten niet Ga naar margenoot37 waer over sy struyckelen sullen. | |
20Mijn sone merckt op mijne woorden; neycht uwe oore tot mijne redenen. | |
22Want Ga naar margenoot39 sy Ga naar margenootg zijn Ga naar margenoot40 ’t leven den genen diese vinden, ende eene Ga naar margenoot41 medecijne Ga naar margenoot42 haren geheelen vleesche. | |
23Behoedt u Ga naar margenoot43 herte Ga naar margenoot44 boven al dat te bewaren is; want daer uyt zijn de Ga naar margenoot45 uytgangen des levens. | |
24Doet de Ga naar margenoot46 verkeertheyt des monts van u wech, ende de verdraeytheyt der lippen doet verre van u. | |
25Ga naar margenoot47 Laet uwe oogen recht uyt sien, ende uwe ooge-leden sich Ga naar margenoot48 recht voor u henen houden? | |
26Ga naar margenoot69[49] Weecht den Ga naar margenoot50 ganck uwes voets, ende laet alle uwe wegen wel Ga naar margenoot51 gevesticht zijn. | |
27Ga naar margenooth Wijckt Ga naar margenoot52 niet ter rechter, ofte ter slincker hant; wendt uwen voet af van’t quade. |
|