Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdAlso Rehabeam de wet des Heeren verlaet, wort hy bekrijgt van Sisak den Coninck van Egypten, vers 1, etc. sich met sijne Vorsten verootmoedigende, wort behouden in sijn Coninckrijcke, 5. maer berooft van de schatten des Tempels, ende sijns Conincklicken huyses, 9. Hy laet kopere schilden maken, in de plaetse vande goudene, die Sisak gerooft hadde, 10. Om wat oorsake Godt Iuda, ende Ierusalem noch eenichsins verschoont heeft, 12. Rehabeams regeringe, ende doot, 13. Abia sijn sone wert Coninck, 16. | |
1Ga naar margenoota HEt geschiedde nu, Ga naar margenoot1 als Rehabeam het Coninckrijcke bevesticht hadde, ende hy sterck geworden was, dat hy Ga naar margenoot2 de wet des HEEREN verliet, ende Ga naar margenoot3 gantsch Israël met hem. | |
2Daerom geschieddet in Ga naar margenootb het vijfde jaer des Conincks Rehabeams, dat Ga naar margenoot4 Sisak de Coninck van Egypten tegen Ierusalem optooch; (want sy Ga naar margenoot5 hadden overtreden tegen den HEERE.) | |
3Met duysent, ende twee hondert wagenen, ende met sestich duysent ruyteren: ende des volcks en was geen getal, dat met hem quam uyt Egypten, Ga naar margenoot6 Lybiers, Ga naar margenoot7 Suchiten, ende Ga naar margenoot8 Mooren: | |
4Ende hy nam de Ga naar margenoot9 vaste steden in, die Iuda hadde: ende hy quam tot Ierusalem toe. | |
5Doe quam Ga naar margenoot10 Semaja de Propheet tot Rehabeam ende de Overste van Iuda, die tot Ierusalem versamelt waren, Ga naar margenoot11 uyt oorsake van Sisak: ende hy seyde tot hen; Alsoo seyt de HEERE: Ghy hebbet my verlaten, daerom hebbe ick u oock verlaten inde hant van Sisak. | |
6Doe Ga naar margenoot12 verootmoedichden sich de Overste Ga naar margenoot13 Israëls, ende de Coninck; ende sy seyden, De HEERE is rechtveerdich. | |
7Als nu de HEERE sach, datse hen verootmoedichden, geschiedde het woort des HEEREN tot Semaia, seggende: Sy hebben hen verootmoediget, ick en salse niet verderven; maer ick sal hen Ga naar margenoot14 in korten Ga naar margenoot15 ontkominge geven, dat mijne grimmicheyt over Ierusalem door de hant van Sisak Ga naar margenoot16 niet en sal uytgegoten worden. | |
8Doch sy sullen Ga naar margenoot17 hem tot knechten zijn; Ga naar margenoot18 op datse onderkennen mijnen dienst, ende den dienst vande Ga naar margenoot19 Coninckrijcken der landen. | |
[Folio 203v]
| |
9So tooch Sisak de Coninck van Egypten op tegen Ierusalem, ende hy nam de Ga naar margenoot20 schatten van het Huys des HEEREN, ende de schatten van het huys des Conincks wech; Ga naar margenoot21 hy nam alles wech: hy nam oock alle de gouden schilden wech, die Salomo Ga naar margenootc gemaeckt hadde. | |
10Ende de Coninck Rehabeam maeckte in plaetse van die, kopere schilden: ende hy beval [die] onder de hant der Overste Ga naar margenoot22 der trauwanten, die de deure van het huys des Conincks bewaerden. | |
11Ende het geschiedde, so wanneer de Coninck in het Huys des HEEREN ginck, dat de trauwanten quamen, ende Ga naar margenoot23 die droegen, ende die weder brachten inder trauwanten Ga naar margenoot24 wacht-kamer. | |
12Ende als Ga naar margenoot25 hy sich verootmoedichde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, op dat hy [hem] niet ten uytersten toe en verdorve: oock waren in Iuda noch Ga naar margenoot26 goede dingen. | |
13So versterckte sich de Coninck Rehabeam in Ierusalem, ende regeerde: Ga naar margenootd want Rehabeam was een en veertich jaer out, als hy Coninck wert, ende hy regeerde seventien jaer in Ierusalem, de stadt, die de HEERE uyt alle stammen Israëls Ga naar margenoote verkoren hadde, om Ga naar margenoot27 sijnen Name daer te setten: ende sijns moeders naem was, Naama, eene Ammonitische. | |
14Ende hy dede dat quaet was, dewijle hy Ga naar margenoot28 sijn herte niet en richtede, om den Ga naar margenoot29 HEERE te soecken. | |
15De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste, ende de laetste, zijn die niet geschreven inde Ga naar margenoot30 woorden van Ga naar margenoot31 Semaja den Propheet, ende Ga naar margenoot32 Iddo den Siender, Ga naar margenoot33 verhalende de geslacht-registeren: Ga naar margenoot34 daertoe de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams Ga naar margenoot35 in alle [hare] dagen? | |
16Ende Rehabeam ontsliep met sijne vaderen, ende wert begraven inde stadt Davids: ende sijn soon Ga naar margenoot36 Abia wert Coninck in sijne plaetse. |
|